Politieke geschiedenis als inspiratiebron voor generatie Z: De Politieke Partij Radikalen (PPR) en de huidige politieke agenda
Buiten de geschiedenisles lijkt niemand meer gehoord te hebben van de PPR, de Politieke Partij Radikalen, die tussen 1968 en 1990 een prominente bijrol speelde in de Nederlandse politiek. Toch bekommerde deze partij, die tussen de 2 en 7 zetels in de Tweede Kamer scoorde en zelfs 5 in de Eerste Kamer, zich over een verrassend aantal thema’s die nu als uiterst urgent worden ervaren: zorg om het milieu, een rechtvaardige verdeling van de welvaart, vrede en democratische zeggenschap. Thema’s die nu vooral met GroenLinks worden geassocieerd. Dat is geen wonder want de PPR ging in 1990 op in deze partij samen met de PSP, CPN en EVP, en wist er meer continuïteit aan te geven dan de andere fusiepartners.
Maar er zijn ook tal van overeenkomsten met andere partijen: net als de CDA was het een samenwerking van protestanten en katholieken (de meerderheid van de PPR achterban kwam uit de KVP); ze lijkt op de SP in haar actiebereidheid; met de ChristenUnie deelt ze de ernst over de consequenties van een sociaal-christelijke overtuiging; met de PvdA zijn er overeenkomsten in bestaanszekerheid en linkse samenwerking; en in de losse partijcultuur lijkt ze op D66. De nieuwe partij wilde een voorhoedepartij zijn, die de mentaliteit van burgers en de regie van de overheid veranderden en de solidariteit onder bevolkingsgroepen in Nederland en de rest van de wereld versterkten. Ze sprak daarmee veel uiteenlopende groepen aan. Het bleek in de praktijk lastiger dan gedacht om voor deze hoge idealen voldoende electorale steun te vinden. Maar de creatieve middelen, de tomeloze inzet, de ervaring van regeringsdeelname (1972-1977) en oppositie, de spraakmakende voorlieden (Bas de Gaay Fortman en Ria Beckers, de eerst vrouwelijke lijsttrekker in 1977) brachten de belofte van vernieuwing over op nieuwe generaties.
Heeft de geschiedenis van deze partij nog waarde voor de huidige generatie? Dat was de kernvraag op een symposium dat op 3 november 2022 werd gehouden aan de Radboud Universiteit. Het evenement was georganiseerd door het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) dat het PPR-archief beheert en erfgoed met de actualiteit wil verbinden. Samen met oud-partijleden nam het KDC het initiatief voor een wetenschappelijk onderbouwd boek over het erfgoed en de betekenis van de PPR dat op die dag werd gepresenteerd. Het auteurscollectief vormde een eerste bewijs dat de PPR als onderwerp wetenschappelijk van belang is. Een brede groep aan politieke historici droeg graag haar expertise bij om de PPR te plaatsen in het politieke klimaat van de jaren ‘zestig en ‘zeventig waarin de partij structurele koerswijzigingen voorstelde. Ook de improviserende en alternatieve partijcultuur werd gekenschetst. Leden van DWARS, de onafhankelijke jongerenorganisatie van Groenlinks, bevroegen de veteranen op hun motieven, beslissingen en terugblik. Het gevoel van continuïteit was heel sterk en verbond de twintigers met de tachtigers.
Panel op het symposium; van links naar rechts Hans Krabbendam (KDC), Bram van Ojik (Groenlinks), Iris Vergeer (DWARS), Bas de Gaay Fortman (PPR), Peter van Dam (UvA)
Voor DWARS-voorzitter Iris Vergeer was het boek een feest van herkenning. Zij vond dat DWARS zelf meer op de PPR lijkt dan Groenlinks in de combinatie van actie en politiek. Haar sprak de aandacht voor thema’s als het basisinkomen, een ambitieus milieubeleid en het verlangen naar linkse samenwerking aan. Vooral de samenhang die de partij aanbracht tussen de verschillende problemen en de verbinding van lokale knelpunten met wereldwijde misstanden vond de waardevol. Dezelfde combinatie had Bram van Ojik, voormalig fractievoorzitter van Groenlinks, als 18-jarige naar de PPR getrokken.
Alleen al de herinnering aan de mogelijkheid van een links coalitieprogramma waar de PPR aan bijdroeg vormde een aanmoediging voor de huidige generatie die alleen rechtse kabinetten heeft meegemaakt. Maar de jongeren namen ook kennis van de kritische noten die gekraakt werden: de interne spanning tussen realisten en idealisten, de verloren relatie met actiegroepen, het stranden van het basisinkomen. Zij betreurden het dat ‘links’ geen duidelijke visie op het verwerven van de macht had ontwikkeld. Ook dat paste in de lijn van de PPR. Bas de Gaay Fortman gaf aan dat het zelfstandig naamwoord ‘macht’ in de PPR amper werd gebruikt, behalve in combinatie met andere woorden: machtsspreiding, machtsdeling, machtsverantwoording. De PPR wilde de maatschappij veranderen, maar had niet de behoefte zelf op alle stoelen te gaan zitten. In het kabinet-Den Uyl bewaakte de PPR scherp haar rol: verbindingen aangaan met andere partijen om problemen op te lossen en het tegenhouden van verkeerde beslissingen. Daarom brak hij een lans voor een fusie tussen GroenLinks en PvdA, waardoor een grotere partij op links D66 mee zou trekken.
Inhoudelijk waren de jongeren benieuwd of hun voorlopers teleurgesteld terugkeken op hun pogingen om het tij te keren, vooral voor het milieu. Dat bleek niet het geval te zijn: het onderwerp woog zwaar, maar het succes hing niet af van de partij. Ook het mislukken van het instellen van een basisinkomen was een teer punt. Voormalig PPR-Kamerlid Dilia van der Heem merkte op dat wel de lasten van een sociale dienstplicht onder het mom van mantelzorg zijn ingevoerd, maar zonder de lusten van een vergoeding (het basisinkomen). Dat zou nog recht getrokken kunnen worden.
De conclusie van de bijeenkomst was dat de ervaringen van de PPR nog onverminderd relevant zijn voor de Nederlandse politiek van nu. Het kennisnemen van de worsteling van de PPR om bestaande machtsstructuren aan te passen, om een balans tussen individuele verantwoordelijkheid en overheidsingrijpen te vinden, om grote idealen te durven koesteren en daarvoor medestanders te vinden, toont aan dat verandering moeite kost. Maar ook dat het die moeite het waard is. Bovendien was het goed om te horen dat de oud-partijleden op hun plekken in de samenleving gewoon zijn doorgegaan met deze thema’s, ook na de opheffing van de PPR. Het hing niet af van de partij: die was slechts een middel, niet het doel.
N.a.v. Christoph van den Belt, Hans Krabbendam, Wim van Meurs, Marieke Oprel, red., De Politieke Partij Radikalen, 1968-1990 - Macht uit het zadel (Boom Uitgeverij 2022), 248 pp.