Achtergrond: artikelsgewijze behandeling was lange tijd gewoon
DEN HAAG (PDC) - Het besluit van de Tweede Kamer om bij het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen artikelsgewijze behandeling te laten plaatsvinden, is in die zin bijzonder omdat dit lang niet meer voorkwam. Oorspronkelijk was dit echter de normale gang van zaken bij wetgeving, zeker als het complexere voorstellen betrof.
Over een wetsvoorstel werd eerst een algemene beraadslaging gehouden en vervolgens was er een artikelsgewijze behandeling. Er kon dan per artikel zonodig een debatje plaatsvinden, waarbij ook de ingediende amendementen werden betrokken.
Tot de jaren negentig vond wel incidenteel artikelsgewijze behandeling plaats in zogenoemde Uitgebreide Commissievergaderingen (UCV). Dat waren vergaderingen die zijn te vergelijken met het huidige Wetgevingsoverleg. Ook daarin kwam wel artikelsgewijze behandelingen voor, zoals in 2000 bij de wetsvoorstellen vanwege de belastingherziening.
Voorbeelden van wetsvoorstellen waarbij dit gebeurde waren de Invoeringswet van de boeken 3, 5 en 6 van het Burgerlijk Wetboek (1985), de ontwerp-Wet op de studiefinanciering (1986), de belastingherziening (Oort-voorstellen) (1987), de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren (1990), Uitbreiding van de wet bodembescherming (1993) en de nieuwe Politiewet (1993).
Vanaf begin jaren negentig zei de Voorzitter vrijwel steeds 'ik stel voor om af te zien van artikelsgewijze behandeling'. Die was namelijk nogal tijdrovend. En, hoewel het reglement van orde de mogelijkheid biedt, werd daarvan geen gebruik meer gemaakt. De artikelen en amendementen worden dan betrokken bij de algemene beraadslagingen, waarbij de bewindspersoon er meestal in de tweede termijn een oordeel over uitspreekt.