Achtergrond: op 15 februari 1967 waren er verkiezingen
Vroeger in het jaar dan tot dan het geval was, waren er op 15 februari 1967 Tweede Kamerverkiezingen. Die verkiezingen waren eigenlijk voor mei gepland, maar na de val van het kabinet-Cals in oktober 1966 waren ze vervroegd. De uitkomst werd als spectaculair ervaren, vooral door de komst met zeven zetels van D'66 (toen nog met apostrof).
In veel opzichten waren de verkiezingen van 1967 dus bijzonder. Verkiezingen in februari hielden in zekere zin een risico in, gezien de kans op slecht weer en slecht begaanbare wegen. Dat viel op 15 februari 1967 echter mee. Het was droog en de temperatuur lag rond het vriespunt. Wel stond er een vrij krachtige wind. Er gold nog een opkomstplicht, dus in die zin was thuis blijven voor velen sowieso geen optie.
Behalve de komst van D'66 was er winst van de populistische Boerenpartij. Ook die haalde zeven zetels, maar de winst van vier zetels was minder dan zich eerder had laten aanzien. Winnaar was ook de ARP van interim-premier Jelle Zijlstra. Zij ging van 13 naar 15 zetels. Grote verliezers waren KVP (van 50 naar 42) en PvdA (van 43 naar 37 zetels). Zo tekende zich een eerste verval van gevestigde (midden)partijen af, want ook de CPN won een zetel. Voor de KVP was het reden om aan te sturen op christendemocratische samenwerking.
Ondanks de vrij spectaculaire uitslag kwam er op 5 april, na een redelijk vlotte formatie, een centrumrechts kabinet, het kabinet-De Jong van KVP, VVD, ARP en CHU. Het zou als eerste naoorlogse kabinet de volle vier jaar zonder tussentijdse crisis uitzitten.
Het duurde tot 2003 voor er nog vroeger in het jaar verkiezingen waren. In dat jaar waren ze op 22 januari.