Achtergrond: uitstel verkiezingen alleen overwogen, nooit gebeurd
gewijzigd
Het is twee keer voorgekomen dat overwegen werd de verkiezingen voor de Tweede Kamer uit te stellen. In 1977 en 2002. In beide gevallen gebeurde dat niet.
In 1977 werd de vraag opgeworpen na de treinkaping bij De Punt en de gijzeling van schoolkinderen in Bovensmilde twee dagen voor de verkiezingsdag (25 mei). Het kabinet-Den Uyl besliste na een spoedvergadering op 23 mei dat de verkiezingen zouden doorgaan, omdat 'de rechtsorde' niet mocht wijken voor terreur.
De politieke partijen besloten wel vanwege de gebeurtenissen in Drenthe om de campagnes stil te leggen. De vraag was overigens al gerezen of uitstel wettelijk überhaupt wel kon. Volgens sommigen was een (nood)wet nodig, anderen stelden dat het kabinet bij Koninklijk Besluit de formele datum kandidaatstellling met terugwerkende kracht op te schuiven.
In 2002 vond op het Catshuis overleg plaats tussen premier Wim Kok, minister Klaas de Vries en vertegenwoordigers van de Lijst Pim Fortuyn (en de familie Fortuyn) na het vermoorden van Pim Fortuyn op 6 mei. Overeen werd gekomen dat de verkiezingen gewoon op 15 mei zouden doorgaan. Opnieuw was het belangrijkste argument dat het democratische proces doorgang moest vinden.
Ook in mei 2002 werden de verkiezingscampagnes stilgelegd.
Er zijn overigens wel eens verkiezingen uitgesteld, maar toen betrof het gemeenteraadsverkiezingen. Dat was in 1953 na de watersnoodramp van 31 januari. De voor 27 mei geplande verkiezingen werden in enkele zwaargetroffen gemeenten uitgesteld tot eind 1953. Dat gebeurde bijvoorbeeld in Sint-Philipsland (oktober) en Stavenisse (december).