Lofzang op de politieke partij
“Politieke partijen zijn net stervende olifanten, moeizaam zoekend naar een laatste rustplaats.”
Het zijn de woorden van D66-senator Jan Vis, uitgesproken aan het begin van deze eeuw. Het moge duidelijk zijn: Vis vond partijen relikwieën. Met overheidssubsidie werd de boel nog in leven gehouden, maar eigenlijk was dat niet meer dan monumentenzorg.
Was Vis bedroefd? Nee. Partijen ontsierden de Tweede Kamer, waar fractievoorzitters het commando voerden, terwijl het overgrote deel van de Kamerleden zich zonder mandaat achter hun brede rug verscholen hield. De Kamer, vond Vis, was geen volksvertegenwoordiging, maar een partijenvertegenwoordiging.
Nu was Vis niet de laatste die weinig op had met partijen, maar ook zeker niet de eerste. Een D66-lid van het eerste uur wees me op het essay Over de afschaffing van alle politieke partijen van de Franse denker Simone Weil, geschreven in 1943. Partijen onderdrukten volgens haar het vrije denken van individuele leden. En uiteindelijk had iedere partij maar één doel: de eigen grenzeloze groei. Partijen waren mild despotische clubs waar je maar beter niets mee te maken kon hebben.
En vandaag, anno 2020? Tsja… Wie nog betwijfelde dat partijen linke soep kunnen zijn, kon de afgelopen week elk half uur z’n newsfeed refreshen voor nieuw bewijs. Maar we moeten ons hier niet door laten afleiden. Ook vandaag de dag staat ‘partijpolitiek’ nog geregeld in de weg van ‘goede politiek’.
En toch. Toch wil ik hier een lofzang houden op ‘de politieke partij’. Want ondanks alle terechte kritiek kunnen we niet zonder. Ze zijn de belangrijkste schakel tussen mensen en de instituties van de overheid. Partijen moeten gehoor geven aan de wensen van kiezers en, als ze verkiezingen winnen, moeten ze die wensen omzetten naar beleid. Partijen versterken de positie van de kiezer tegenover de staat. En het is moeilijk voor te stellen hoe we in onze moderne democratie zonder ze kunnen.
Maar dat niet alleen. Partijen zijn het platform om over politieke ideeën te discussiëren – kijk naar de verkiezingsprogramma’s die leden vaststellen. En ze zijn de manier om volksvertegenwoordigers en bestuurders te selecteren – kijk naar de kandidatenlijst waar we deze dagen op kunnen stemmen. Het is moeilijk voor te stellen hoe we in onze moderne democratie zonder te kunnen.
Ik kan het u bijna horen denken: “Gelukkig! Ik begon me al af te vragen waarom ik naar een scherm tuur, op mijn vrije zaterdagmiddag, en zonder het vooruitzicht van de gebruikelijke borrel aan het eind.”
Maar dat neemt niet weg, dat we aan de bak moeten. Als we willen dat partijen die functie vervullen van belangrijke schakel tussen mensen en politiek, dan legt dat een grote verantwoordelijkheid bij ons allemaal.
Ik zie twee cruciale opdrachten. De eerste is dat wij de deeltjesversneller moeten zijn in het politieke debat. Als partijen dat niet doen, laten we visies op de toekomst van Nederland over aan het operationele denken van planbureaus en ministeries. Vaak slim – maar zelden gedreven door waarden.
Daarom is het aan ons om discussies los te maken. Aanjagers te zijn van de kwaliteit én intensiteit van het democratisch gesprek. Binnen onze partij, maar zeker ook daarbuiten. Want als het luide debat in partijen een zacht gefluister wordt, ligt het gevaar op de loer van een technocratisch landsbestuur.
De tweede opdracht is het deel laten nemen van mensen aan politiek. 100 jaar lang waren partijen ware emancipatiemachines. Ze betrokken in groten getale mensen bij de politiek die er niet vanzelfsprekend mee in aanraking zouden komen.
Die functie verdwijnt langzaam uit zicht. Leden van partijen zijn een steeds kleiner en steeds minder representatief gezelschap. Dat zo’n klein deel van de mensen een rol heeft, zorgt voor radicale ontevredenheid, maar ook voor vervreemding en apathie.
Een huidig D66-senator verzuchtte eens dat zijn vrienden ‘de politiek aan hem hadden uitbesteed’, zodat zij zich er niet mee hoefden te bemoeien. Dat moet voor iedere democraat een oproep zijn tot actie. Partijen moeten niet alleen mensen aan zich binden die ‘goed willen worden in politiek’, maar ook mensen die simpelweg een stem willen in de toekomst van het land.
Eindigen partijen als die oude, stervende olifanten op weg naar een laatste rustplaats, zoals Vis het zich ooit voorstelde? Ik denk het niet. Maar het is aan ons om te zorgen dat partijen hun legitimiteit behouden in een politiek bestel dat uiteindelijk niet zonder ze kan.
De auteur, Coen Brummer, is directeur van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66. Deze column sprak hij op zaterdag 28 november uit tijdens het congres van D66.