Verrassing: de VVD is vóór een referendum
Ronald van Raak
Soms is een doel alleen via vele omwegen te bereiken.
Het was voor mij één van de verrassingen in het programma van de VVD. De liberalen zijn plotseling vóór een referendum. Nadat de VVD in de Tweede Kamer tégen mijn wetsvoorstel stemde voor een bindend referendum. Nadat het kabinet-Rutte het raadgevend referendum heeft afgeschaft. En nadat premier Rutte in elk debat verklaarde dat het referendum niet zou passen bij onze parlementaire democratie. Het staat er toch echt, in het programma voor de verkiezingen van 17 maart, dat de VVD alsnog een referendum wil. Een tweede verrassing is het soort referendum dat de VVD voorstaat, dat is namelijk anders dan het referendum dat onlangs steun heeft gekregen van een grote meerderheid in de Tweede Kamer. Een soort van referendum dat volgens de belangrijkste adviseurs van de regering juist wél in strijd is met de parlementaire democratie. Een nieuw hoofdstuk in een vreemde VVD-geschiedenis.
In de jaren negentig was de VVD erg vóór een referendum. De ‘paarse’ kabinetten hadden voor het eerst een wetsvoorstel gemaakt voor een bindend referendum waarin de bevolking de bestuurders zou kunnen corrigeren als die wetten aannamen die mensen écht niet willen. Alle Tweede Kamerleden van de VVD stemden daar toen vóór en de senator van de VVD ook, op één na (Hans Wiegel), door wie het voorstel het nét niet haalde. Daarna zijn de liberalen op dit onderwerp flink gaan zwabberen. Ik ben in de Kamer in debat gegaan met VVD’ers die vóór en met VVD’ers die tégen het referendum waren. Verschillende liberalen verklaarden in de wandelgangen dat dit onderwerp binnen de partij nogal ‘verdeeld’ lag. Twintig jaar hebben de liberalen tegen iedere vorm van referendum gestemd en nu staat het alsnog in het nieuwe verkiezingsprogramma. Maar als je het beter bekijkt is het wel een uiterst vreemd voorstel.
Het belangrijkste argument van de VVD tegen het referendum was dat het middel in strijd zou zijn met onze parlementaire democratie. Dat argument werd echter van tafel geveegd door een staatscommissie onder leiding van VVD’er Johan Remkes. Die staatscommissie stelde dat het bindend correctief referendum zoals ik dat heb voorgesteld (waarmee de mensen de politiek kunnen terugfluiten) een versterking is van de parlementaire democratie. Een mening die wordt gedeeld door de Raad van State, dat is de belangrijkste adviseur van de regering. Andere vormen van referendum vinden zij juist niet geschikt. Een raadgevend referendum is volgens hen niet goed omdat onhelder is wat precies met de uitkomst moet gebeuren. Ook een raadplegend referendum, waarin het bestuur de bevolking om een ‘advies’ vraagt, past volgens de staatsrechtgeleerden niet bij ons systeem van parlementaire democratie.
En wat stelt de VVD nu voor? Een raadplegend en raadgevend referendum (door de partij een ‘preferendum’ genoemd). Dat is juist de vorm van referendum die volgens de belangrijkste adviseurs van de regering wél in strijd is met onze parlementaire democratie. Hoe kan het dat de VVD niet ziet hoe vreemd dit is? Dat ze tégen het bindend correctief referendum zijn dat volop steun krijgt en vóór een raadplegend raadgevend referendum dat verder niemand wil? Hoe is het mogelijk dat de liberalen zó verstrikt raken in hun eigen web? Maar we kunnen het ook positief bekijken. De VVD is niet meer principieel tégen een referendum, zoals de partij zo lang was. Dan is het maar een kleine stap naar een referendum dat wél kan rekenen op brede steun. Een eerste stap op weg naar steun voor mijn wetsvoorstel voor een bindend correctief referendum. Soms is een doel alleen via vele omwegen te bereiken.