Achtergrond: fractievorming in het parlement staat vrij
DEN HAAG (PDC) - In een interview met het Algemeen Dagblad heeft oud-PvdD-Kamerlid Femke Merel van Kooten bekend gemaakt zich aan te sluiten bij 50PLUS. Eind december sloot ze zich in het geheim al aan bij de partij. Van Kooten stapte vorig jaar uit de Partij voor de Dieren uit onvrede over de koers van de partij. Ze behield haar zetel en ging door als onafhankelijk Kamerlid. Ook nu ze lid is geworden van 50PLUS blijft ze als zelfstandige fractie in de Kamer, los van de fractie van 50PLUS. Het is echter wel een interessante aanleiding om eens te kijken hoe het met tussentijdse fractievorming in het parlement zit.
Het Reglement van Orde van beide Kamers kent regels over fracties en de Tweede Kamer heeft niet lang geleden regels over vorming van groepen na afsplitsing toegevoegd. Afgesplitste leden (groepen) hebben iets minder rechten en budget dan andere fracties.
Fractievorming staat op zichzelf echter vrij. Regel is dat degenen die op een zelfde lijst zijn gekozen een fractie vormen, maar dat is strikt genomen niet per se nodig. Al in 1919 vormden eenlingen van diverse belangenpartijen de zogenoemde Neutrale Fractie. Vier andere Kamerleden uit drie partijen vormden in 1919 enige tijd een revolutionaire fractie.
Na oprichting van de PvdA vormden SDAP, VDB en CDU in februari 1946 samen een PvdA-fractie. In 1976 besloten de fracties van ARP, CHU en KVP gezamenlijk fractievergaderingen te gaan houden, als aanloop naar de komst van het CDA. Dat deden tussen 1998 en 2000 ook de fracties van RPF en GPV als stap naar de fusie tot ChristenUnie.
Er is eenmaal een Tweede Kamerlid overgestapt naar een andere fractie. Stef Dijkman, die in 1983 met Jan Nico Scholten uit de CDA-fractie was gezet, werd in 1985 lid van de PPR-fractie. Hij kwam in 1986 ook op de kandidatenlijst van de PPR. In 1998 stapte in de Eerste Kamer de in 1995 voor het AOV gekozen lid Jan Hendriks over naar het CDA.
Behalve afsplitsing is dus ook samengaan in een andere fractie mogelijk.