Verslag Actualiteitendebat: “als je hard loopt, kan je ook weer hard vallen”
DEN HAAG (PDC) - Op Prinsjesdag presenteerde de regering een zeer bijzondere miljoenennota. Niet alleen werd er opnieuw een begrotingsoverschot voorspeld, ook zouden de collectieve lasten omlaag gaan en de collectieve uitgaven omhoog. Daarbovenop werd er ook nog een investeringsfonds met tientallen miljarden in de kas aangekondigd. Wat is er aan de hand met de financiële situatie van Nederland? Gaat Nederland opeens met geld strooien? En is dit beleid eigenlijk wel verstandig? Op 2 oktober 2019 gingen Wimar Bolhuis, Francine Giskes, Joris Backer en Martin van Rooijen hierover in discussie. Het debat werd georganiseerd door het Montesquieu Instituut, ProDemos, Filmhuis Den Haag en Nieuwspoort, met Ferry Mingelen als moderator.
Beeld van de Nederlandse overheidsfinanciën
Inleider Bolhuis wees op de unieke situatie waar Nederland zich financieel in bevindt. Zowel historisch als in vergelijking met andere Europese landen schetste hij een beeld van de Nederlandse overheidsfinanciën. Een dergelijke reeks overschotten is al sinds de jaren ‘50 niet meer voorgekomen in Nederland. Daarbovenop heeft de overheid ook nog eens grote prioriteit gegeven aan het terugdringen van de staatsschuld, waardoor deze in 2019 onder de 50 procent is gedoken. Nederland was in de crisisjaren en daarna duidelijk strenger dan de buurlanden. In Nederland steeg de belasting op loon en inkomsten. Bolhuis vroeg zich af of het kabinet na jarenlange stijgende collectieve lastendruk en rondes van bezuinigingen misschien een beetje spijt had. Was deze miljoenennota misschien een compensatie voor het beleid van de afgelopen kabinetten?
Een compensatiebegroting?
De panelleden waren echter kritisch. Van spijt en compensatie was in de miljoenennota zeker geen sprake. De miljoenennota liet volgens Backer eigenlijk alleen zien of er in de toekomst ruimte was voor een lastenverlichting. Volgens Van Rooijen was deze ruimte, als je de cijfers echt tegenover elkaar zou zetten, er in deze miljoenennota al niet meer. Ook Giskes bevestigde dat het houdbaarheidssaldo van de overheidsfinanciën eigenlijk nog steeds een tekort liet zien. Ze wees erop dat daarom niet alleen gekeken diende te worden naar de cijfers, maar ook naar de toekomstbestendigheid en houdbaarheid van het beleid. Het gevaar dreigt nu dat kosten toch enigszins worden doorgeschoven naar een volgend kabinet of een volgende generatie. Backer sloot zich hierbij aan door een systeemrenovatie te opperen. Hoewel Van Rooijen het er mee eens was dat de problemen bij de overheid op zo’n manier misschien konden worden aangepakt, is er een risico dat je als overheid ook te hard van stapel kan lopen. De systeemrenovatie van de AOW had bijvoorbeeld een verhoging naar 71 jaar willen bewerkstelligen, maar hier kwam men al snel op terug. Bolhuis wees erop dat systeemrenovatie eigenlijk een verhulwoord voor lastenverzwaring is. Electoraal word je daar meestal niet voor beloond, waardoor de plannen vaak worden teruggedraaid of bijgesteld.
Investeringsfonds?
Het geplande investeringsfonds van tientallen miljarden euro’s is natuurlijk electoraal wel aantrekkelijk, maar is een slecht idee volgens alle aanwezigen. Een investeringsfonds veronderstelt namelijk een eenmalige uitgave, maar waarin in de praktijk al snel structurele uitgaven in verdwijnen. Backer herinnerde het publiek aan de crisistijd waaruit bleek hoe moeilijk het was om zulke uitgaven terug te dringen. Niemand wil geld zomaar opgeven. Giskes waarschuwde daarbovenop dat het investeringsfonds makkelijk uitgaven uit het zicht van het parlement kan houden. Ook Van Rooijen was bang dat het investeringsfonds door gevechten tussen verschillende departementen uiteindelijk een financieel monster zou worden. Bolhuis sloot zich erbij aan dat het investeringsfonds tot irrationele uitgaven zou kunnen leiden. Al deze extra uitgaven zouden op de lange termijn zomaar tot problemen kunnen leiden. Of tot een harde val. Want zoals Van Rooijen al zei: als je hard loopt, kan je ook weer hard vallen.