Strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid wordt gemoderniseerd
DEN HAAG (PDC) - De Wet op de (strafrechtelijke) ministeriële verantwoordelijkheid uit 1855 wordt beperkt aangepast, vooruitlopend op een algehele herziening die nog in voorbereiding is. Het betreft in eerste instantie modernisering van het taalgebruik en aanpassingen aan na 1855 opgetreden ontwikkelingen.
Zo worden nu ook ministers zonder portefeuille en staatssecretarissen genoemd in de wet. Uitdrukkelijk komt in de wet te staan dat die ook betrekking heeft op leden van de Staten-Generaal. Verder worden niet alleen ambtsmisdrijven, maar ook ambtsovertredingen genoemd. Sommige bepalingen stonden wel in het Wetboek van Strafverordening, maar niet in de wet uit 1855.
De bepaling dat de Wet op de parlementaire enquête van toepassing is bij een onderzoek naar mogelijke ambtsmisdrijven, wordt geschrapt. Daardoor vervalt het verbod om onder ede gehouden verhoren als bewijs te gebruiken in het strafproces. De titel van de wet wordt Wet op de ministeriële verantwoordelijkheid en ambtsdelicten leden Staten-Generaal, ministers en staatssecretarissen.
Er is een protocol opgesteld voor het geval er nog vervolging moet worden ingesteld terwijl de oude wet nog in werking is. Een commissie bereidt een inhoudelijke aanpassing van de wet voor. Die commissie moet uiterlijk 1 januari 2020 advies uitbrengen.
Bron: kamerstuk 34.871