Dijsselbloem: monetaire unie versterken, maar niet per se door soevereiniteit af te staan
DEN HAAG (PDC) - Tijdens de jaarlijkse Willem Drees-lezing betoogde voorzitter van de eurogroep Jeroen Dijsselbloem dat diepere monetaire samenwerking van belang is, maar dat die niet ten koste moet gaan van nationale bevoegdheden op sociaal-economisch gebied.
Eén onderwerp dat nadrukkelijk naar voren kwam in de lezing was een eurozone-budget. Dijsselbloem beredeneerde de voor- en nadelen hiervan.
Een voordeel zou zijn dat landen die dreigen in een financiële crisis te komen een beroep kunnen doen op een noodfonds. De gedachte hierachter is dat landen in de eurozone niet meer de mogelijkheid hebben om zichzelf uit een financiële crisis te werken, bijvoorbeeld door het devalueren van de eigen munt. Dit houdt in dat landen de waarde van hun munt kunstmatig verlagen waardoor ze goedkoper worden voor andere landen. De redenering hierbij is dat de export dan zal aantrekken.
Een huidige manier voor landen om uit een crisis te komen is verstandig begrotingsbeleid, maar dit werkt alleen voor de lange termijn. Een eurozone-budget zou landen in deze situatie kunnen stimuleren en ervoor zorgen dat ze hun publieke investeringen op peil kunnen houden.
Dijsselbloem stelde dat deze scenario's momenteel niet haalbaar zijn omdat deze vragen om één sociaal-economisch stelsel. In werkelijkheid zijn er echter juist grote verschillen tussen lidstaten op sociaal-economisch gebied. Een van de voorbeelden die Dijsselbloem hierbij aanhaalt is de structurele werkloosheid (de werkloosheid die altijd aanwezig is een arbeidsmarkt). Deze is bijvoorbeeld in Duitsland ongeveer 3% en in Spanje 10%.
Andere voorbeelden die hij noemt zijn de duur van een werkloosheidsuitkering, de hoogte van de uitkering en het percentage aan werklozen dat daadwerkelijk een uitkering ontvangt. Al deze onderdelen zijn nog erg verschillend binnen de EU.
Dijsselbloem sloot zijn lezing af door te stellen dat diepere economische samenwerking prima mogelijk is zonder soevereiniteit af te staan. Hij pleit ervoor dat landen van elkaar leren en maatregelen op elkaar afstemmen. Als voorbeeld haalt hij de duurzaamheid van pensioenstelsels aan. De laatste jaren hebben de lidstaten de pensioenleeftijd geleidelijk verhoogd.
Alle bevoegdheden bij één overkoepelende instantie is dus volgens Dijsselbloem niet nodig om verdere samenwerking binnen de EU te bewerkstelligen.