Midden-Oosten beleid: ‘niet meer blind achter de VS aanlopen’
DEN HAAG (PDC) - ‘Was er tóch nog een actuele aanleiding voor dit debat!’ verzuchtte moderator Max van Weezel bijna opgelucht. Met de boycot van Qatar door Saudi-Arabië was het Midden-Oosten ineens volop in het nieuws. Een tweet van een jubelende Amerikaanse president – ‘Perhaps this will be the beginning of the end to the horror of terrorism’ – maakte veel los bij de zaal. Voor Martijn Kitzen, Sadet Karabulut, Paul Brill en Jan Gruiters een mooie aanleiding om met elkaar in gesprek te gaan over het beleid dat Nederland zou moeten voeren ten aanzien van het Midden-Oosten.
Door vluchtelingenstromen en terrorisme voelen we in het westen de dreiging. ‘Maar de eerste slachtoffers zijn mensen in de regio, niet de mensen in Londen of Parijs.’ benadrukt Kitzen. Hij vertelt over grote groepen mensen die gemarginaliseerd worden door hun overheid. ‘Als je die partijen kan verzoenen met elkaar dan win je letterlijk de slag zonder te vechten.’ Een gebrek aan alternatief, noemt Gruiters het. ‘Daardoor zoeken mensen steun bij IS.’ Hij benadrukt ook dat er geen post-IS strategie klaar ligt. ‘Ik voorspel nu: als IS verslagen is duikt Al Qaida in het machtsvacuüm.’
Met welke partijen praat je dan, als westerse landen? Gruiters pleit voor pragmatisme, geleid door principiële doelstellingen. ‘Als je in het Midden-Oosten beleid wil voeren dan moet je erkennen dat Hezbollah een rol speelt.’ Daarnaast is het zelfbeschikkingsrecht van volkeren leidend, vindt Karabulut. ‘Op het moment dat Hamas gekozen wordt, moeten we daar ook mee praten.’
Dichter bij huis ziet Gruiters mogelijkheden voor intensievere samenwerking op de Frans-Duitse as. Hoewel Brill zich hierbij aansluit, vestigt hij onze aandacht op één van de grote problemen van Europese samenwerking: ‘We leggen geen geopolitiek gewicht in de schaal.’ Meer geld voor defensie is daarvoor een vereiste, stelt hij.
Karabulut ziet liever dat dit geld naar vredes- en stabilisatiemachten gaat, maar ook zij benadrukt dat er op internationaal niveau samenwerking nodig is ‘in plaats van blind achter de Verenigde Staten aan te lopen.’ Zij zet echter in op internationale mensenrechten en de Verenigde Naties.
De sprekers zijn het over een aantal dingen gelukkig wél eens. Een westers model plotten op samenlevingen in het Midden-Oosten werkt niet. Een lange termijn oplossing is noodzaak, met een geïntegreerde benadering van het probleem. ‘Slechts’ een regime change lost het probleem niet op. ‘Assad is niet mijn vriend,’ besluit Karabulut, ‘maar uiteindelijk zijn wij niet degenen die hem weg kunnen sturen.’