Toetsingsvoorstel: gekker kan het niet worden
In de deze week verschenen Hofvijver geeft Careljan Rotteveel Mansveld een mooi overzicht van de grondwetsherzieningen die - weliswaar zeer indirect - bij de verkiezingen van 15 maart een rol spelen. Er zijn immers voorstellen in eerste lezing aanvaard, die door de nieuw te kiezen Kamer in tweede lezing moeten worden afgehandeld.
Daarnaast was de Kamer nog bezig met het voorstel in tweede lezing over de constitutionele toetsing, ingediend in 2010 door Femke Halsema en in 2015 verdedigd door Liesbeth van Tongeren. Zij liet desgevraagd weten nog niet te zijn toegekomen aan de beantwoording in eerste termijn (nota bene: een jaar lang dus). Zij voegde daaraan toe:""Als de formatie geen aanknopingspunten geeft voor toetsing ga ik het zeker afmaken".
Toen brak mijn klomp (voor zover dat bij dit voorstel niet al eerder was gebeurd).
Nu gebeurt dus waarvoor Erik Jurgens in 2003 in de Eerste Kamer waarschuwde toen de tweede lezing van toen aanhangige voorstellen over de (vervroegde) verkiezingen werden getild. In 2002 waren er verkiezingen, zoals voorgeschreven in artikel 137, derde lid. Door de val van het kabinet (en traagheid bij de indiening) kon de tweede lezing niet ter hand worden genomen. Goedgevonden werd dat na de verkiezingen van januari 2003 alsnog te doen.
In een Eerste Kamerdebat daarover waarschuwde Jurgens ervoor dat het gevaar bestond dat behandeling van de tweede lezing door de verdediger zou worden opgehouden, tot het moment dat er een meerderheid in zicht kwam. Dat is, zo niet strijdig met de letter van de Grondwet, dan toch zeker met de geest daarvan. De tweede lezing dient - zo erkenden alle fracties en minister De Graaf - zo snel mogelijk ter hand te worden genomen. Aan de uitspraak van de kiezers - ook al is dat een formaliteit - moet recht worden gedaan. Ook de Raad van State was die mening toegedaan.
Minister De Graaf zei toen: " Ik geef (...) aan wat de algemene intentie van de grondwetgever moet zijn geweest, gelet op het feit dat de grondwetsherzieningsprocedure in tweede lezing samenhing met ontbindingsverkiezingen. Hoe langer die ontbindingsverkiezingen achter ons liggen, hoe moeilijker het is om de relatie vast te houden tussen die verkiezingen en de uitspraak van beide Kamers."
Er zijn straks na de aanvaarding in eerste lezing van het voorstel-Halsema/Van Tongeren drie verkiezingen geweest!
In 2006 werd in de toelichting op het besluit tot Kamerontbinding opgemerkt:
"Bij de behandeling van het voorstel inzake het raadsvoorzitterschap in de Eerste Kamer op 31 oktober 2006, heeft de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties toegezegd dat wordt gestreefd naar publicatie van dit besluit in de week voor de verkiezingen zodat de kiezer in staat is de voorgenomen wijziging van de Grondwet in zijn afwegingen te betrekken."
Blijkbaar mag de kiezer het bij het onderhavige voorstel nu drie keer doen.
Van Tongeren lijkt er geen enkele notie van te hebben dat het wachten met afhandeling van de tweede lezing tot er een gunstig moment is zo inconstitutioneel is als het maar zijn kan. Toch wel wat merkwaardig voor een Kamerlid dat een voorstel verdedigt dat constitutionele toetsing van wetgeving mogelijk moet maken.
Intrekking of verwerping van het voorstel op formele gronden is de enige logische stap.