Honderd jaar nieuw kiezers: de herinneringen van de oudste politicus van ons land
Op 26 mei 1937 gaat Johan van Hulst, geboren in 1911, voor het eerst naar het stembureau. De uitslag van de verkiezingen was gunstig voor de partij van de zittende minister-president Colijn: de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) ging van 14 naar 17 zetels. De NSB van Mussert betrad voor het eerst de Tweede Kamer, maar met een tegenvallend resultaat: vier zetels. De RKSP bleef de grootste met 31 zetels (+3) en de tweede partij in omvang, de SDAP, behaalde er 23 (+1).
Van Hulst betreurde het verlies van de CHU, de partij waarop hij had gestemd (zij kwam met twee zetels verlies uit op acht Kamerzetels), maar hij vond het niet erg dat de partij van zijn ouders haar enige zetel moest inleveren…
Sinds de invoering van het actief kiesrecht voor alle mannen boven de 25 jaar – dit jaar precies een eeuw geleden – werd het electoraat meermalen uitgebreid. Zo kregen vrouwen het stemrecht (1919) en werd de kiesgerechtigde leeftijd verlaagd naar 18 jaar (1946-1972). Ook de naoorlogse dekolonisatie, de Europese integratie en de komst van gastarbeiders leverden nieuwe categorieën kiezers op.
De serie ‘Honderd jaar nieuwe kiezers’ – verzorgd door het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis i, de afdeling Politieke Geschiedenis van de Radboud Universiteit en de Kiesraad i – brengt wekelijks in kaart hoe deze ‘first time voters’ naar de stembus werden gelokt en wat hun ervaringen waren.