De minderheid gemuilkorfd?
De VVD wil minderheidsdebatten beperken
Ik ben geen ambtenaar, ik ben een politicus. Kamerleden krijgen dagelijks brieven van ministers, die allerlei zaken met de Kamer willen bespreken. Voor je het weet praten volksvertegenwoordigers elke dag over dingen die de minister belangrijk vindt, op basis van informatie die het ministerie heeft verzameld, over oplossingen die de regering heeft bedacht. In de Kamer moet ik ook problemen kunnen bespreken die mijn partij belangrijk vindt, op basis van eigen onderzoek en met eigen alternatieven.
Soms hebben regerings- of gedoogpartijen daar geen zin in. Daarom kunnen Kamerleden een minderheidsdebat aanvragen, waarvoor steun nodig is van dertig leden. Daarvan hebben we er ondertussen een flink aantal, vooral over de zorg. Dat is echter niet voor niets, omdat juist hier de meerderheid vaak een blokkade opwerpt om iets te bespreken. Vooral als het gaat om verspilling door marktwerking of misstanden als gevolg van bezuinigingen. Ook sociale zaken scoort hoog.
De VVD wil deze minderheidsdebatten beperken: voortaan moet je steun hebben van vijftig Kamerleden om zo’n debat te voeren. Op dit moment wil een minderheid van dertig leden graag discussiëren over de gevolgen van het beleid voor zorg en sociale zekerheid. Nu de spelregels veranderen betekent dat dit niet meer kan.
Dat komt neer op het muilkorven van deze minderheid. Dat past niet bij onze polderdemocratie.Naast debatten in de plenaire zaal worden in de Kamer veel overleggen gevoerd in andere zaaltjes. De VVD kan ook verzoeken voor een overleg vaker steunen, dan hoeven wij minder dertigledendebatten aan te vragen. Nog beter is om van het saaie Vragenuurtje een mooi Actualiteitenuurtje te maken. Nu spreken op dinsdag vaak Kamerleden die bijna niemand kent, over onderwerpen die kijkers nauwelijks interesseren. De fractievoorzitters zouden voortaan beter de premier kunnen ondervragen over actuele kwesties. Dat is niet alleen veel leuker, over die onderwerpen hoeven we dan ook geen debat meer aan te vragen.
Deze column verscheen 1 november op The Post Online