'Onderzoekers stuiten bij zoektocht naar EU-fondsen nog op te veel bureaucratie'

Volgens een nieuw verslag van de Europese Rekenkamer (ERK) heeft de Europese Commissie een aantal stappen gezet om haar beheer van het zevende kaderprogramma voor onderzoek (KP7) te versterken. Wie zijn onderzoek door het KP7 wil laten financieren, wordt echter met onnodige inconsistenties geconfronteerd. De ERK ontdekte ook dat KP7‑processen zo zijn opgezet dat zij ervoor zorgen dat de middelen worden geïnvesteerd in kwalitatief hoogwaardig onderzoek, waarbij de nadruk echter minder op de doelmatigheid ligt. Qua doelmatigheid kan de meeste winst worden geboekt door betere subsidiebeheersinstrumenten, herschikking van personele middelen, het verkorten van de verwerkingsduur en door het financiële controlemodel te richten op het foutenrisico.

KP7 is een van de belangrijkste instrumenten waarmee de EU onderzoek financiert. Het programma moet het concurrentievermogen van de industrie versterken en voorzien in de onderzoeksbehoeften van overig Europees beleid. Het bestrijkt de periode 2007-2013 en het totale budget hiervoor bedraagt ruim 50 miljard euro. Het grootste deel daarvan wordt door de Commissie of haar uitvoerende agentschappen verdeeld in de vorm van subsidies.

Uit de controle is gebleken dat de Commissie een aantal vereenvoudigingen voor de regels voor deelname aan FP7 heeft doorgevoerd en erin is geslaagd in enkele gevallen de bepalingen voor KP7 aan te laten sluiten op de praktijk van de begunstigden, maar in de toekomst moet op dit vlak nog meer worden gedaan. Het procesontwerp, de verbeteringsactiviteiten en de beheersinformatie van KP7 zijn drie gebieden waarop de Commissie een goed beheer voert, maar voor de instrumenten en middelen is dit in mindere mate het geval. De verwerkingsduur voor het toekennen van subsidies is verkort, maar nam tot 2012 nog steeds negen maanden in beslag. De controle heeft goede praktijken aangetoond voor het versnellen van subsidietoekenning .

De kwaliteitscontrole voor de selectie en follow-up van de projecten functioneert goed. Het financiële controlemodel van KP7 houdt echter onvoldoende rekening met het risico op fouten. Dit betekent dat KP7-onderzoekers met een laag risico te vaak worden gecontroleerd .

“Kwalitatief hoogwaardig onderzoek is van essentieel belang voor de economische welvaart in Europa op de lange termijn en de Commissie zit overduidelijk op het juiste spoor”, aldus Ladislav Balko (SK), het voor het verslag verantwoordelijke lid van de Rekenkamer, “maar nu de druk op de EU-begroting toeneemt, moet de Commissie haar beheer van het kaderprogramma stroomlijnen. Door onze aanbevelingen over te nemen, kan de Commissie niet alleen haar eigen doelmatigheid vergroten, maar ook de administratieve last voor de onderzoekers verlichten en zo het kaderprogramma succesvoller maken.”

De Commissie heeft de innoverende financieringsfaciliteit met risicodeling en gezamenlijke technologie-initiatieven betrekkelijk succesvol geïntroduceerd. De ERK constateerde echter dat een al te ingewikkeld rechtskader de tenuitvoerlegging van de gezamenlijke technologie-initiatieven heeft belemmerd, daarbij heeft de Commissie niet voldoende kunnen aantonen dat de verstrekking van financiering door de financieringsfaciliteit met risicodeling investeringen oplevert buiten die welke de begunstigden ook zonder de steun van publieke middelen zouden hebben gedaan.

Noot voor de redactie:

De speciale verslagen van de Europese Rekenkamer (ERK) worden gepubliceerd gedurende het hele jaar en geven de resultaten weer van geselecteerde controles van specifieke EU‑begrotingsterreinen of beheersthema’s.

In dit Speciaal verslag nr. 2/2013 met de titel “Heeft de Commissie gezorgd voor een doelmatige uitvoering van het zevende kaderprogramma voor onderzoek?” heeft de ERK beoordeeld of de Commissie voldoende voor een doelmatige uitvoering van KP7 heeft gezorgd. De controle betrof de regels voor deelname, de processen van de Commissie en het opzetten van twee nieuwe instrumenten; de resultaten hiervan zijn waarschijnlijk niet alleen nuttig voor de resterende duur van KP7, maar ook voor de operationele opzet van het volgende kaderprogramma voor onderzoek: Horizon 2020.

Uit de controle bleek dat de Commissie gedurende KP7 een aantal wijzigingen heeft doorgevoerd waardoor de regels voor deelname vereenvoudigd zijn. Vooral de rationalisatie van de vereisten en de verbetering van haar richtsnoeren voor begunstigden heeft de Commissie op bevredigende wijze doorgevoerd. Zij is er in enkele gevallen in geslaagd, de bepalingen voor KP7 aan te laten sluiten op de praktijk van de begunstigden, maar in de toekomst moet hieraan nog meer worden gedaan. Begunstigden van KP7 zien zich geconfronteerd met inconsistentie van enkele aspecten van de regels voor deelname. Met de oprichting van het Overlegcomité onderzoek is een eerste stap gezet naar de oplossing van deze problemen; de mechanismen voor het identificeren van uiteenlopende praktijken zijn echter gebrekkig.

Het procesontwerp, de verbeteringsactiviteiten en de beheersinformatie van KP7 zijn drie gebieden waarop de Commissie een goed beheer voert, maar voor de instrumenten en middelen is dit in mindere mate het geval. De bestaande instrumenten verhinderen een doelmatige uitvoering en er zijn aanwijzingen dat te veel personele middelen worden ingezet om bepaalde thema’s van het specifieke programma "Samenwerking" door te voeren ten koste van andere thema’s.

Het onderzoek van de Rekenkamer naar de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) en gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI’s) heeft aangetoond dat beide instrumenten voorzien in de behoeften waarvoor zij werden opgezet. Zij hebben met succes bepaalde groepen van begunstigden kunnen aantrekken, zoals het midden- en kleinbedrijf. Een al te ingewikkeld rechtskader heeft de tenuitvoerlegging van de gezamenlijke technologie-initiatieven echter belemmerd; daarbij heeft de Commissie onvoldoende kunnen aantonen dat de verstrekking van financiering door de financieringsfaciliteit met risicodeling investeringen oplevert buiten die welke de begunstigden ook zonder de steun van publieke middelen zouden hebben gedaan.

De Rekenkamer deed de volgende aanbevelingen:

  • de Commissie moet, met betrekking tot de regels voor deelname, meer doen om te garanderen dat de praktijken van begunstigden kunnen worden gebruikt in Horizon 2020 en voor een consistenter beheer van KP7 zorgen;
  • de Commissie moet, om het procesbeheer te versterken, IT-hulpmiddelen inzetten die alle functies integreren en de onevenwichtige werkdruk van het personeel onderzoeken;
  • de Commissie moet ervoor zorgen dat de processen zijn geautomatiseerd en consistent zijn voor al haar diensten worden ter verkorting van de verwerkingsduur;
  • de controleactiviteiten van de Commissie voor en na betalingen moeten meer op risico worden gebaseerd, om te komen tot gerichter controle-inspanningen;
  • de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Commissie moeten het rechtskader van de gezamenlijke technologie-initiatieven beter afstemmen op hun personeelsbestand. Om de impact van de financieringsfaciliteit met risicodeling ten volle te benutten, moet de Commissie aantonen dat zij zich meer richt op begunstigden met beperkte toegang tot financiering.

Contact:

Aidas Palubinskas

Persvoorlichter Europese Rekenkamer

Kantoor: +352 4398 45410 GSM: +352 621 552224

press@eca.europa.eu www.eca.europa.eu Twitter: @EUAuditorsECA