We staan op een kruispunt in Europa
Onlangs publiceerde het kabinet een door de minister van Buitenlandse Zaken, mr. Europe Frans Timmermans, een geschreven stuk over de staat van de Europese Unie en onze rol daarin. Net als de Raad van State, die in een eveneens recent stuk over Europa sprak over ‘democratische vervreemding’, lijkt ook deze regering oog te hebben voor de geringe steun onder de bevolking voor het Europese project zoals dat nu vorm krijgt. In het tv-programma Buitenhof waarschuwde de minister de voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, publiekelijk niet te hard van stapel te lopen met de verdere integratie. Dé vriend van Europa, de man die mee mocht schrijven aan de Europese Grondwet die uiteindelijk door de Fransen en de Nederlanders verworpen werd, roept op tot terughoudendheid? Hebben we hier te maken met voortschrijdend inzicht bij deze goedlachse Limburger, of probeert Timmermans op slinkse wijze, door nu op te roepen tot temporiseren, het vertrouwen van de burger te winnen om ondertussen gewoon door te gaan met zijn eigen agenda van federalisering van Europa? De toekomst zal leren wie de echte Frans Timmermans is, en, nog belangrijker, wat hij nu écht vindt.
De samenwerking in Europa heeft ons veel gebracht, aan welvaart en bovenal ruim zestig jaar solide vrede. De kemphanen Duitsland en Frankrijk zitten nu aan tafel, in plaats van dat ze hun belangen verdedigen op het slagveld. Prima.
Maar waar ging het dan fout? Het ging fout toen sommigen dachten: we moeten van Europa één land maken, en van de huidige landen provincies. De burgers van de verschillende landen willen dat niet. Die willen zicht houden op wat hun politici doen; ze willen hen van tijd tot tijd ter verantwoording kunnen roepen; ze willen respect voor de politieke en culturele verschillen tussen de landen. Samenwerken ok, landen ontmantelen nee: dat is wat de meeste mensen vinden.
Hadden ook politici zich gehouden aan dit devies, dan was er geen vuiltje aan de lucht geweest. Maar dat deden ze niet. Op slinkse wijze hebben ze de gelijkschakeling van Europa afgedwongen, bijvoorbeeld door invoering van de euro. Dat heeft het wantrouwen van de burgers richting Brussel vergroot.
En er is nóg een reden waarom het verkeerd is gegaan met de Europese Unie en de samenwerking in Europa. De vrienden van de superstaat Europa hebben de samenwerking vooral gebruikt om het bedrijfsleven ter wille te zijn, in plaats van op te komen voor de belangen van de burgers. Wél een open markt en één munt, maar geen oog voor de sociale gevolgen daarvan. Het Angelsaksische model werd verkozen boven het hier ontwikkelde Rijnlandse model, onder het motto ‘Europa zal neoliberaal zijn, of niet zijn’.
In de lange geschiedenis van Europa staan we wederom op een kruispunt. Weer is de vraag: Waar gaan we heen? Geven we Brussel nog meer macht, maken we van Europa uiteindelijk een superstaat, en van ons land een provincie van die staat? Of werken we goed en intensief samen waar nodig en mogelijk, maar houden we de zeggenschap over onze economie, over onze zorg, over ons onderwijs, over al die zaken die we beter zelf kunnen bepalen dan de politici in Brussel? That’s the question.
Deze column verscheen op 27 februari 2013 in NRC