Filosoof zoekt vrouw
Ik zie uit naar de eerste verontruste berichten over de feminisering van de wijsbegeerte.
Behalve als muze speelden vrouwen in de filosofie in Nederland een uiterst bescheiden rol. Uitzonderingen zijn er natuurlijk ook, zoals de Brabantse mystica Hadewych in de dertiende eeuw en de geniale humaniste Anna Maria van Schurman in de zeventiende eeuw. Pas begin twintigste eeuw traden vrouwelijke filosofen nadrukkelijker op de voorgrond, vooral in socialistische kringen, zoals Henriëtte Roland Holst en Clara Wichmann. Vrouwen veroverden ook hun plek in de academische wereld, zoals Cornelia de Vogel, die na de Tweede Wereldoorlog hoogleraar werd in de klassieke en middeleeuwse wijsbegeerte. Toch blijft ook nu het aantal vrouwelijke hoogleraren in de wijsbegeerte nog ver achter. Hier geldt blijkbaar nog steeds het vooroordeel dat filosofie een zaak is voor mannen.
Sigmund Freud geldt als de vader van de psychologie, maar als je kijkt naar het hedendaagse psychologisch onderzoek komt Gerard Heymans (1857-1930) meer voor die titel in aanmerking. Na het verschijnen van Einführung in die Metaphysik (1905) werd Heymans een grootheid in de Europese filosofie. Toch toont hij een typisch Nederlandse afkeer van abstracties: het bewustzijn kunnen we volgens hem het beste leren kennen door het doen van praktische experimenten. Na zijn aanstelling als hoogleraar in Groningen in 1890 begon hij met psychologische enquêtes. Ook richtte hij een psychologisch laboratorium in. Daarbij legde hij een bijzondere interesse aan de dag voor de psychologie van de vrouw.
Heymans stuurde hoogleraren en medewerkers van universiteiten een enquête over vrouwelijke studenten. Ook bestudeerde hij dagboeken, brieven en studieresultaten. Tot zijn schrik bevestigde dit onderzoek alle vooroordelen over vrouwen, die zich meer zouden laten leiden door emotie en intuïtie. Heymans gaf aan die eigenschappen echter een heel andere waardering. In Psychologie der Frauen (1910) - Heymans publiceerde in het Duits - dicht hij vrouwen een groter voorstellingsvermogen en een grotere welbespraaktheid toe. Het vrouwelijke verstand is weliswaar anders, maar zeker niet minder. Heymans werd een pleitbezorger van het vrouwenkiesrecht, dat in 1919 werd ingevoerd. Veel vrouwen vonden al dat rekenen en cijferen echter niet erg overtuigend, een vriendin van hem verzuchtte eens: ‘Wat moet gij mannen toch dom zijn, dat ge zooveel moet studeeren.’
Het onderzoek van Heymans is vrij naïef, maar ook het eerste in zijn soort. Het komt nauwelijks los van bestaande vooroordelen, maar toont toch een oprechte belangstelling voor de vrouw. Psychologie der Frauen verscheen midden in de eerste feministische golf en heeft internationaal een bijdrage geleverd aan de emancipatie van vrouwen. Wie nu rondkijkt op de wijsgerige faculteiten ziet dat dit niet voor niets is geweest, de collegezalen zitten vol jonge vrouwen, die hun plaats zullen opeisen. Of dit leidt tot een andere filosofie weer ik niet, maar ik zie uit naar de eerste verontruste berichten over de feminisering van de wijsbegeerte.
Op 1 juni verschijnt ‘Op zoek naar vrijheid. Filosoof in de politiek’ (uitgeverij Van Gennep), een verzameling columns van Ronald van Raak.