Stof tot denken
‘Wij zijn ons brein’, stelt hersenonderzoeker Dick Swaab, die daarover een boek met gelijkluidende titel schreef. De processen in onze hersenen bepalen volgens hem wat we doen en wie we zijn. Voor een ‘vrije wil’ lijkt in deze opvatting geen plaats. Dat is filosofisch een interessante gedachte, maar maatschappelijk gezien een drama. Onze samenleving is gebouwd op vrije keuzes. In de politiek, de economie of de rechtspraak, overal verwachten we dat mensen eigen keuzes maken en zelf verantwoordelijkheid nemen. Jacob Moleschott (1822-1893) stelde de omgekeerde vraag. Hij wilde weten wat mensen nodig hebben om vrij te kunnen denken; hoe wij onze hersenen het beste voeden. Zijn antwoord is eenvoudig: ‘Zonder fosfor geen gedachten’.
Moleschott was een filosoof die niet alleen het denken, maar vooral het lichaam van mens bestudeerde, in de overtuiging dat geest en lichaam nauw met elkaar zijn verbonden. Dat was in de negentiende eeuw een omstreden gedachte: volgens het christendom was het lichaam slechts een tijdelijke woning voor de eeuwige ziel. De kerk legde mensen morele regels op, maar had weinig oog voor de materiële voorwaarden om een goed mens te kunnen zijn. In Leer der voedingsmiddelen voor het volk (1850) gaf Moleschott praktische voedingstips. Armen zouden beter denken op erwten en bonen. Bejaarden zouden dagelijks ‘goede oude wijn’ moeten drinken. Minder bier drinken was niet nodig: alcohol verkleinde de eetlust en stimuleerde het verbrandingsproces.
Dergelijke opvattingen maakten de filosoof niet populair. Moleschott verliet ons land en vond na een lange rondreis onderdak in Italië: hij werd hoogleraar in Turijn en lid van de Italiaanse Senaat. In 'Eenheid des levens' (1861) stelt Moleschott dat niet alleen het lichaam, maar ook het denken gebonden is aan de wetten van de natuur. Ook gedachten hebben stoffen nodig - in dit geval fosfor. Als we willen dat mensen zich goed gedragen zullen we ze goed moeten voeden, maar ook moeten onderwijzen en ontwikkelen. Deze filosofie brak met opvattingen over de natuurlijke ongelijkheid van mensen en doorbrak de organisatie van de samenleving in klassen en standen. Ook legde het de basis voor de idee van de verzorgingsstaat die garant staat voor onze materiële noden.
Al eeuwenlang stellen filosofen de vraag of ons denken wordt bepaald door aanleg (nature) of door opvoeding (nurture). Jarenlang hebben kritische sociologen ons gewezen op het belang van onderwijs, maar door het moderne hersenonderzoek lijkt nu kamp ‘nature’ aan de winnende hand. Ik weet niet of onderwijs de wereld kan verbeteren, maar ben ook niet bereid de ‘vrije wil’ zomaar opzij te schuiven. Wellicht biedt Moleschott hier een uitweg. En moeten we niet alleen kijken hoe onze hersenen ons denken bepalen, maar vooral onderzoeken in wat voor samenleving onze hersenen zich het best kunnen ontwikkelen.
Deze column verscheen in Filosofie Magazine van december 2011. www.filosofiemagazine.nl.