Toespraak voorzitter Europese Rekenkamer over het Jaarverslag 2010

* * * * * * * * * *

PRESENTATIE VAN HET JAARVERSLAG 2010 AAN DE

COMMISSIE BEGROTINGSCONTROLE VAN HET

EUROPEES PARLEMENT

Alleen de uitgesproken versie geldt.

Mijnheer de Voorzitter,

Geachte leden,

Dames en heren,

Het is mij een eer uw Commissie vandaag het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de uitvoering van de EU-begroting en het Jaarverslag over de Europese Ontwikkelingsfondsen over het begrotingsjaar 2010 te kunnen presenteren.

Evenals in voorgaande jaren betreft het jaarverslag over de uitvoering van de EU-begroting hoofdzakelijk de betrouwbaarheid van de rekeningen over 2010 en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen daarbij. Dit jaar omvat het tevens een hoofdstuk over de resultaten van de EU-uitgaven. De kwaliteit van de verslaglegging van de Commissie is ook een doorlopend thema in het jaarverslag van dit jaar.

Nadat ik de kernboodschap van het jaarverslag heb gepresenteerd, zal ik een aantal daarmee verband houdende kwesties uitlichten, die voortvloeien uit de recente voorstellen voor de hervorming van de EU-begroting en uit ontwikkelingen in het economisch bestuur.

Betrouwbaarheid van de EU-rekeningen

Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de EU-rekeningen concludeert de Rekenkamer dat de rekeningen over 2010 een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de Europese Unie en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen over het jaar.

Er blijft niettemin ruimte om de kwaliteit van de financiële verslaglegging en de onderliggende informatiesystemen te verbeteren; niet in de laatste plaats om beter inzicht te geven in de risico’s voor het financieel beheer. Dit jaar merkt de Rekenkamer bijvoorbeeld op dat de regels voor financiële verslaglegging en het toezicht niet op adequate wijze zijn aangepast naar aanleiding van de aanzienlijke toename van het aandeel van voorschotbetalingen - voorfinanciering - in de EU-begroting.

Sinds 2009 is er op het gebied van Cohesie een aanzienlijke stijging geweest van de betalingen die bijdragen aan fondsen voor de uitvoering van financieringsinstrumenten (FI’s). Aan de hand van deze instrumenten worden uit de EU-begroting voorschotbetalingen gedaan aan de fondsen zodra het juridische kader daarvan is opgezet. De lidstaten gebruiken de fondsen vervolgens om terug te betalen steun te verlenen in de vorm van leningen, garanties en kapitaalinvesteringen gedurende de programmeringsperiode.

De controle van de Rekenkamer bracht een significant aantal gevallen aan het licht waarin de Commissie de betalingen voor voorfinanciering uit de EU-begroting aanvankelijk als kosten boekte, en niet als activa in de balans opnam. Als gevolg daarvan wekten de voorlopige rekeningen de indruk dat de ontvangers van de steun het gebruik van de EU-financiering volledig met bewijsstukken hadden onderbouwd, terwijl dit in de praktijk niet het geval was en er nog altijd risico’s bestonden.

De Commissie corrigeerde de boekhoudkundige onjuistheid door de voorlopige jaarrekening 2010 aan te passen en de overeenkomstige cijfers in de jaarrekening 2009 te corrigeren; de Rekenkamer vestigt de aandacht op deze kwestie in de betrouwbaarheidsverklaring aan het begin van het jaarverslag.

Dit is echter niet alleen een boekhoudkundige kwestie. In de basis is er een gebrek aan actuele informatie over de werkelijk in het kader van financieringsinstrumenten door de lidstaten gebruikte EU-middelen, hetgeen doeltreffend toezicht en beheer door de Commissie ondermijnt.

De Rekenkamer is derhalve van oordeel dat de Commissie niet alleen met spoed de relevante boekhoudregel moet herbezien, maar ook verdere maatregelen moet treffen om ervoor te zorgen dat de nodige informatie beschikbaar is om het toezicht op financieringsinstrumenten en het beheer ervan te verbeteren.

Regelmatigheid van de verrichtingen

Het grootste deel van de controlewerkzaamheden voor het jaarverslag en de betrouwbaarheidsverklaring heeft betrekking op de beoordeling door de Rekenkamer van de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven. De betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 2010 is gewijzigd naar aanleiding van veranderingen in de internationale controlestandaarden, die in 2011 van kracht werden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen ontvangsten, vastleggingen en betalingen.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende ontvangsten bij de EU-rekeningen betreffende het per 31 december 2010 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig. Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende vastleggingen bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2010 afgesloten begrotingsjaar eveneens op alle materiële punten wettig en regelmatig.

De onderliggende betalingen bij de rekeningen vertoonden daarentegen fouten van materieel belang, met een geschat foutenpercentage van 3,7 % voor de algehele EU-begroting. Er dient te worden opgemerkt dat dit geen schatting van fraude is, aangezien fouten zich om een veelheid van redenen kunnen voordoen. De controlesystemen werden over het geheel genomen slechts gedeeltelijk doeltreffend bevonden om de regelmatigheid van de betalingen te waarborgen.

Het algemene oordeel van de Rekenkamer over de betalingen wordt onderbouwd met specifieke beoordelingen van vijf groepen beleidsterreinen. Deze worden beschreven in de hoofdstukken 3-7 van het jaarverslag. De groepen beleidsterreinen komen in grote lijnen overeen met de rubrieken van het financieel kader 2007-2013 en zijn gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaarverslagen teneinde een meer bruikbare analyse van de EU-uitgaven te geven.

Deze specifieke beoordelingen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de resultaten van de toetsing van verrichtingen, een beoordeling van de doeltreffendheid van de systemen en een beoordeling van de betrouwbaarheid van de 'management representations' van de Commissie, die deel uitmaken van de jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal.

De Rekenkamer concludeert dat de twee grootste groepen beleidsterreinen - Landbouw en natuurlijke hulpbronnen en Cohesie, energie en vervoer - fouten van materieel belang vertonen en dat de systemen gedeeltelijk doeltreffend zijn.

Cohesie, energie en vervoer was het meest foutgevoelige EU-uitgaventerrein met een geschat foutenpercentage van 7,7 % in 2010. Dit is hoger dan het geschatte foutenpercentage voor de uitgaven in 2009 en verklaart tevens de stijging van het geschatte foutenpercentage voor de gehele begroting ten opzichte van vorig jaar.

Zoals ik vorig jaar echter benadrukte, moet enige voorzichtigheid worden betracht voordat men conclusies trekt uit een vergelijking van de geschatte foutenpercentages van jaar tot jaar. Vanwege de meerjarige aard van de uitgavenprogramma’s en de corrigerende maatregelen die de Commissie ieder jaar kan opleggen, kan de populatie van betalingen van jaar tot jaar aanzienlijk veranderen.

Hoewel bijna de helft van de gecontroleerde betalingen voor Cohesie, energie en vervoer fouten bevatte, werd een groot deel van het geschatte foutenpercentage veroorzaakt door een betrekkelijk klein aantal in het geheel niet subsidiabele projecten en door ernstige overtredingen van de EU- en nationale regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten. Voor het merendeel van de gevallen is de Rekenkamer van mening dat de autoriteiten van de lidstaten over voldoende informatie beschikten om ten minste een aantal van de fouten te ontdekken en te corrigeren voordat de betalingen werden gedaan.

De Commissie boekt vooruitgang bij de follow-up van eerdere aanbevelingen van de Rekenkamer, maar de Rekenkamer is van oordeel dat de correctiemechanismen en controleactiviteiten van de lidstaten nog steeds kunnen worden verbeterd en doet daartoe nieuwe aanbevelingen.

Voor Landbouw en natuurlijke hulpbronnen lag het geschatte foutenpercentage op 2,3 % en waren de systemen gedeeltelijk doeltreffend. De door het geïntegreerde beheers- en controlesysteem (GBCS) bestreken rechtstreekse betalingen, die goed waren voor bijna 40 miljard van de bestede 57 miljard euro, vertoonden geen materiële fouten, maar de uitgaven voor plattelandsontwikkeling bleven foutgevoelig.

De Rekenkamer constateerde een hoge foutenfrequentie vanwege verouderde informatie in gegevensbestanden over de omvang van percelen, alsmede gebreken in de controles door nationale inspecteurs op het gebied van perceelmetingen in een aantal van de bezochte lidstaten, te weten Bulgarije, Roemenië, Griekenland, de Tsjechische Republiek en Nederland. In het verslag worden aanbevelingen gedaan om deze kwesties op te pakken.

Voor de twee groepen beleidsterreinen Onderzoek en ander intern beleid en Externe steun, ontwikkeling en uitbreiding concludeert de Rekenkamer dat de verrichtingen over het geheel genomen geen materiële fouten vertoonden, hoewel de systemen slechts gedeeltelijk doeltreffend blijven. Daarnaast bestond er nog altijd een aanzienlijk foutenrisico voor de tussentijdse en saldobetalingen die fouten van materieel belang vertoonden.

Externe steun wordt ook geboden door de Europese Ontwikkelingsfondsen, waarover de Rekenkamer een afzonderlijk jaarverslag uitbrengt. Met betrekking tot 2010 constateerde de Rekenkamer dat de betalingen materiële fouten bevatten - geschat op 3,4 % - en dat de systemen gedeeltelijk doeltreffend waren.

Met betrekking tot de vijfde en laatste groep beleidsterreinen, Administratieve en andere uitgaven, concludeert de Rekenkamer dat deze geen materiële fouten bevatte en dat de systemen doeltreffend waren, evenals in voorgaande jaren.

Over het geheel genomen versterkt de controle van de Rekenkamer van de regelmatigheid van de betalingen in het begrotingsjaar 2010 de conclusies van voorgaande jaren. Er zijn nog altijd significante risico’s op het gebied van de regelmatigheid van betalingen op het niveau van de begunstigden, op het gebied van structuurbeleid en bij tussentijdse en saldobetalingen. Er zijn echter aanzienlijke algemene verbeteringen gerealiseerd wat betreft de doeltreffendheid van systemen, met name op het niveau van de Commissie en op het gebied van landbouw, die vergezeld gingen van de neerwaartse trend die zichtbaar is in de door de Rekenkamer geschatte foutenpercentages voor de algehele begroting; van meer dan 7 % in 2006 tot minder dan 4 % in 2010.

En hoe verhouden de controleresultaten van de Rekenkamer zich tot de eigen beoordelingen van Commissie?

De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal en het syntheseverslag van de Commissie omvatten een aantal punten van voorbehoud betreffende het vermogen van de internecontrolesystemen om de regelmatigheid van uitgaven voor de verschillende beleidsterreinen te waarborgen.

Over het algemeen komen deze punten van voorbehoud tot stand door de berekening van een restrisico of percentage resterende fouten - doorgaans een schatting van de impact van controlemechanismen op het foutenpercentage over meerdere jaren - dat wordt vergeleken met de materialiteitsdrempel van 2 %. Dit is een beoordelingselement dat in 2010 aan belang heeft gewonnen, en de Commissie kan profiteren van een meer consistente toepassing hiervan door de directoraten-generaal.

De Rekenkamer is echter van oordeel dat de reikwijdte en omvang van de punten van voorbehoud groter hadden moeten zijn voor een aantal terreinen, waaronder Cohesie, waarvoor de Rekenkamer van oordeel is dat de aanpak van de Commissie kan leiden tot een onderschatting van de risicodragende bedragen. De Rekenkamer handhaaft tevens haar eerdere opmerkingen en aanbevelingen betreffende de noodzaak om de kwaliteit van de informatie over financiële correcties en terugvorderingen te verbeteren.

Resultaten behalen met de EU-begroting

De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal bevatten tevens een zelfevaluatie over de prestaties. Dit jaar presenteert de Rekenkamer in hoofdstuk 8 van het jaarverslag voor het eerst de resultaten van haar beoordeling van de relevantie, vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van de door de directoraten-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling, Regionaal beleid en Onderzoek en innovatie verstrekte prestatiegegevens.

Op grond van deze beoordeling beveelt de Rekenkamer de Commissie aan om in de jaarlijkse activiteitenverslagen meer aandacht te besteden aan de prestaties, inclusief de zuinigheid en efficiëntie van de EU-financiering. Ze dient passende tussentijdse streefdoelen vast te stellen die verband houden met meerjarige doelstellingen zodat de voortgang op adequate wijze kan worden beoordeeld.

Een kwalitatief hoogwaardige verslaglegging over de prestaties is essentieel om de verantwoordingsplicht van degenen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de EU-begroting te verzekeren. In hoofdstuk 8 wordt ook een aantal andere relevante aanbevelingen gedaan op basis van de belangrijkste in de speciale verslagen van de Rekenkamer gepresenteerde resultaten uit de doelmatigheidscontroles in het voorbije begrotingsjaar.

Met name op het gebied van gedeeld beheer beveelt de Rekenkamer de Commissie en de lidstaten aan om drie dingen te doen teneinde de kwaliteit van de verslaglegging over de prestaties te helpen verbeteren:

  • ten eerste, meer aandacht besteden aan de vaststelling van SMART-doelstellingen tijdens de planning van uitgavenprogramma’s van de EU, alsook aan het opsporen en beperken van de risico’s die kunnen optreden bij de uitvoering;
  • ten tweede, overeenstemming bereiken over consistente prestatie-indicatoren en de betrouwbaarheid garanderen van informatie over geplande streefdoelen en bereikte resultaten;
  • ten derde, toezicht- en controlesystemen ontwerpen en toepassen die volledige en nauwkeurige informatie opleveren over de resultaten.

Deze aanbevelingen kunnen ook nuttig zijn voor de Commissie bij het ontwikkelen van het evaluatieverslag voor de kwijtingsprocedure waar in artikel 319 van het Verdrag naar wordt verwezen.

Afsluitende opmerkingen over de ontwikkelingen op het gebied van de overheidsfinanciën van de EU

Hiermee is mijn samenvatting van de belangrijkste punten uit het jaarverslag over het begrotingsjaar 2010 ten einde. Naar mijn idee wordt de belangrijkste boodschap uit voorgaande jaren bevestigd. Ondanks vele jaren van opeenvolgende verbeteringen aan de systemen, blijven er significante risico’s bestaan voor de regelmatigheid van de betalingen, die alleen volledig kunnen worden weggenomen door het juridische kader te hervormen en de controlesystemen opnieuw te ontwerpen.

De voorstellen voor sectorale wetgeving die na 2014 van toepassing is op de uitgaven bieden een kans om dat te doen. Maar zoals ik vorig jaar reeds aangaf, dienen hervormingen gericht te zijn op het verbeteren van de algehele kwaliteit van de uitgaven. Dat betekent, het verbeteren van het beheer en de beperking van de risico’s voor de regelmatigheid en prestaties, terwijl de controlekosten worden teruggebracht.

Tegelijkertijd zijn er passende regelingen nodig om transparantie en de verantwoordingsplicht te verzekeren. Dit vormt ook een stevige uitdaging. Zoals in het jaarverslag van dit jaar wordt benadrukt, vraagt dit om de vaststelling van duidelijke doelstellingen en het verbeteren van het vermogen van systemen om voldoende en betrouwbare informatie te leveren over de voortgang en de risico’s.

Naast nieuwe voorstellen met betrekking tot de EU-begroting heeft zich een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan in het economisch bestuur van de EU, waar belangrijke kwesties op het gebied van transparantie uit voortvloeien en die het risico op leemten in de verantwoordingsplicht en in de ontwikkeling van de controle van de overheidsfinanciën doen toenemen.

Deze zorgen werden onderstreept in de verklaring en resoluties van het Contactcomité van de presidenten van de hoge controle-instanties van de EU van afgelopen maand. Zij riepen op tot het naleven van de beginselen van transparantie, verantwoordingsplicht en controle van de overheidsfinanciën wanneer er overheidsmiddelen in het spel zijn. De oprichting van het Europees Stabiliteitsmechanisme werd aangeduid als een kans om deze beginselen toe te passen.

Mijnheer de Voorzitter,

Geachte leden,

Wanneer er overheidsmiddelen in het spel zijn, koesteren burgers de legitieme verwachting dat hun parlementen met hulp van controleurs van de overheidsfinanciën zullen zorgen voor een doeltreffende publieke controle en verantwoording. Ik vertrouw erop dat het jaarverslag dat ik vandaag aan u mocht presenteren voor het Europees Parlement - en deze Commissie - een goede basis zal bieden om dat ook te doen ten aanzien van de EU-middelen in het begrotingsjaar 2010.

Het bevorderen van transparantie en de verantwoordingsplicht is een verantwoordelijkheid die in democratische maatschappijen door alle instellingen wordt gedeeld. Dit is tevens van essentieel belang in de huidige context, waarin de druk op de overheidsfinanciën hoog is, het van groot belang is dat de EU haar doelstellingen haalt, en de noodzaak om het vertrouwen van de burgers in de Europese Unie en haar instellingen te versterken, dringend is.

Ik dank u voor uw aandacht.