Column: 'De tegenstander deugt niet'
Van succesvol horecaondernemer Steve Stevaert heb ik geleerd dat je niemand je kroeg in krijgt door de kroeg van de buurman af te kraken. Dat ik nu Haagse columnestafette in het NRC Handelsblad schrijf over Bosma en zijn PVV, zal de PvdA niet helpen. Toch doe ik het, want er wordt te weinig kritisch gekeken naar hoe men bij de PVV denkt. Klik op lees meer om mijn eerste column te lezen.
De eerste column, zoals verschenen in NRC Handelsblad op 8 september:
'Ik vond het niets, die Haagse columnestafette van NRC Handelsblad. Tien jaar geleden had ik hetzelfde geprobeerd, op verzoek van de Gelderlander, met Geert Wilders als tegenpool. Die krant stopte ermee - te weinig beschouwing, te veel VVD-agitprop. Bovendien bood NRC ruimte aan Martin Bosma. Een beweging aan het woord laten die stelselmatig weigert vragen van journalisten te beantwoorden, kwam neer op het belonen van slecht gedrag, vond ik.
Nu neem ik zelf het stokje over van Bosma. Ik heb mij vergist. Niet omdat hij mij verraste met zijn onderwerpen of zijn inzichten - want dat deed hij niet. Maar omdat hij de lezer deelgenoot maakte van hoe hij denkt. Dat vond ik verrassend en leerzaam. Daarom krijgt de krant gelijk en ik ongelijk.
Van succesvol horecaondernemer Steve Stevaert heb ik geleerd dat je niemand je kroeg in krijgt door de kroeg van de buurman af te kraken. Dat ik hier schrijf over Bosma en zijn PVV, zal de PvdA niet helpen. Toch doe ik het, want er wordt te weinig kritisch gekeken naar hoe men bij de PVV denkt.
Ze maken het ons niet altijd makkelijk serieus te blijven. Bosma richtte vorige week in Kamervragen zijn pijlen op Derk Sauer, minderheidsaandeelhouder van deze krant, vanwege diens politieke achtergrond. Die achtergrond was de verklaring voor het volkomen afglijden naar links van NRC en bovendien van de zakelijke problemen waarin de krant zou zijn terechtgekomen. Wat vindt de minister daarvan? Tsja, wat moet een minister daarvan vinden?
Soms worden Kamervragen gesteld zonder dat het antwoord ertoe doet - zo ook hier. Wat ertoe doet, is de verdachtmaking. Sauer is van de SP, dus hij deugt niet en zou dus weg moeten, zoals Rosenmöller weg moet bij de IKON, Brenninkmeijer moet opstappen als Ombudsman, de VARA en de KRO geen subsidie meer mogen krijgen, Buruma geen lid mag worden van de Hoge Raad, Von der Dunk geen lezing mag uitspreken en Riemen geen geld mag krijgen voor zijn Nexus-instituut. De koningin moet een toontje lager zingen, evenals de politiechef van Amsterdam en een schooldirecteur. Wat is de gemene deler? Expliciete, impliciete of vermeende kritiek op de PVV en haar leider.
De tegenstander heeft niet slechts ongelijk of andere politieke opvattingen. Hij deugt niet en moet dus op z’n minst worden gekortwiekt. Ik kan me goed herinneren dat ook op links van tegenstanders niet slechts werd gezegd dat zij het bij het verkeerde eind hadden, maar dat zij niet deugden.
Wie begin jaren tachtig twijfel uitte over eenzijdige ontwapening, kon in de PvdA rekenen op verkettering, zoals Max van der Stoel mocht ervaren. Het was misschien wat beschaafder dan nu, maar het werkte ook toen intimiderend.
Het was een tijd van radicaal-links triomfalisme. Nu kennen we radicaal-rechtse gelijkhebberigheid. Toen en nu de scherpe randen van de tijdgeest, met invloed op het brede midden, met als argument: „Het is overdreven en grof, maar er zit wel een kern van waarheid in”. Daarom buigt Buruma voor de intimidatie. Daarom komt de PvdA twee weken eerder dan de PVV met een plan voor de modernisering van het koningschap. Daarom bedient een voormalig gematigd liberaal zich van de slogan dat hij „Nederland wil teruggeven aan de Nederlanders”.
Dit is allemaal prima, zolang de scherpe randen ook aan de rand blijven. Dat is niet gezegd. In Hongarije heeft Fidesz zijn monsteroverwinning bij de verkiezingen inmiddels ingezet om ongestoord nagenoeg alle instituties, inclusief de media, te zuiveren van linkse tegenstanders. Premier Orban vindt dat hij het mandaat heeft gekregen om zijn partij met de instituties te laten versmelten, ironisch genoeg op een vergelijkbare manier als zijn nemesis, de communistische partij, dat vroeger deed. De Hongaarse democratie staat zo onder druk dat, zou het land vandaag het EU-lidmaatschap aanvragen, het niet zou voldoen aan de rechtstatelijke criteria.
Kan hier niet wat in Hongarije wel kan? Alleen als het midden zorgt dat scherpe randen, randen blijven.'