De bestaanszekerheid van onze kinderen
Foto Flickr / Boy van Dijk
Bij de presentatie van de eerste verkenning in het WBS-onderzoek Van Waarde, over de modernisering van bestaanszekerheid, woensdagavond in De Rode Hoed wijdde ik een column aan die ándere bestaanszekerheid. Die van mensen elders; van onze kinderen. Kijkend naar het programma snapte ik dat wel. De Wiardi Beckman Stichting had ongetwijfeld de hoop op mij had gevestigd om de aanwezigen weerbaar te maken tegen de taaie kost van andere sprekers, met een gloedvol verhaal over duurzaamheid en internationale solidariteit als herboren kernwaarden van de PvdA. Maar dat deed ik niet.
Amsterdam, De Rode Hoed, 29 juni 2011
'Monika Sie benaderde me met de vraag of ik op deze bijeenkomst een column wilde wijden aan die ándere bestaanszekerheid. Die van mensen elders; van onze kinderen. Kijkend naar het programma snap ik dat wel. Na mij spreekt René Cuperus en krijgt u dus een allesvernietigend Cuperiaans tapijtbombardement op de postmaterialistische elite te verwerken. En Monika vreest natuurlijk voor uw welbevinden en heeft haar hoop op mij gevestigd om u alvast weerbaar te maken met een gloedvol verhaal over duurzaamheid en internationale solidariteit als herboren kernwaarden van de PvdA.
En ik zou dat kunnen doen ja. Ik zou u dan in ieder geval vertellen dat we ons voor dat verhaal allereerst moeten ontworstelen aan het ambtelijk, bestuurlijk jargon, dat het in zijn greep heeft. Aan de zaaddodend pasta van jaartallen - 2020 - doelen - CO2-reductie - en middelen - een emissiehandelsysteem. Ik kijk voor de werkelijke inspiratie niet naar een jaartal, of een doel, maar naar 1 dag. Ergens in de toekomst. Ik weet niet wanneer die dag komt. Ik weet wel dát die dag komt. Het is de dag dat mijn zoontje van nu 5 of mijn dochter van nu 10 hun oude vader over vele jaren een simpele vraag stelt. 'Zeg pap, in 2011 hè, Toen wisten jullie dat energievoorraden uitgeput raakten, dat zoetwatervoorraden vervuilden, oerbossen verdwenen, koraalriffen verbleekten en dat de opwarming ons leefklimaat drastisch dreigden te verstoren. Dat waren allemaal ontwikkelingen die jou, maar vooral onze bestaanszekerheid bedreigden. Vertel ons eens. Wat deed jij toen.'
De wetenschap dat die vraag ooit eens komt, is dé reden dat ik nu in de politiek zit. Ik kán dan met veel urgentie betogen dat we om dan afdoende antwoord te hebben, we nú vol aan de bak moeten. Omdat we op dit moment de ecologische grenzen van de planeet ruimschoots voorbijschieten. Iedere wereldburger laten consumeren als een Europeaan vergt een planeet twee keer zo groot als de aarde. En die hebben we niet. De enige reden dat het nog niet allemaal op is, is dat we ongeveer 3 miljard mensen niet op ons welvaartsfeestje hebben uitgenodigd. Geboren op het verkeerde continent.
Ik kán u bedelven onder ontmoedigende cijfers over de 100 miljoen vaten olie - per dag - die we met zijn allen in de fik steken en over de 100 miljoen dollar - per uur - aan investeringen die het vergt om die te vervangen door duurzame bronnen. Om u dan vervolgens mee te slepen in het aanstekelijk optimisme over een zon die de aarde in een uur 2 miljard vaten olie aan energie bezorgt. Over onze generatie die nimmer zo slim, zo gezond, zo rijk en zo talrijk was en dus deze klus kan klaren. Als we maar voldoende investeren in technologie, maar vooral in toponderwijs. Als we erin slagen om alles uit onze innovatieve talenten te halen kunnen we onze ouders overtreffen in hun reis naar de maan, wij kunnen de zon grijpen. Een verhaal dus dat bruist van het optimisme. Ik zou dat allemaal aan u kunnen vertellen.
Maar ik doe het niet. Omdat het een verhaal is dat weliswaar aan de oppervlakte bruist van het optimisme, maar mensen vooral ongerust maakt. Ja, ook hier, in het selecte gezelschap hoog opgeleide mensen met gedegen inkomens. Ook mij. Mijn eigen optimistisch bedoelde verhaal maakt me bang. Ik vertelde u al over mijn dochter, ze heeft een hersenafwijking en kan minder snel meekomen dan de rest. Ze heeft het doorzettingsvermogen van een Leopardtank en dankzij veel oefenen en noeste arbeid komt ze er wel. Maar mijn zorg groeit. Want ik zie met angst en beven hoe we met ons streven naar een innovatieve kenniseconomie, hightechbanen en steeds maar meer efficiency in alle hoeken van de samenleving de onderste sport van de maatschappelijke ladder steeds hoger leggen. Zo hoog dat ik vrees dat Benthe die straks niet meer te pakken krijgt.
Het is een angst die niet even sociologisch kan worden weggeparkeerd bij moderniseringsverliezers, maar die ons allemaal bewust of onbewust bezighoudt. En het is precies die angst die wordt aangewakkerd met al die ogenschijnlijk inspirerende verhalen over een duurzame toekomst, met bijbehorende kenniseconomie en al dat toponderwijs. Wij denken dat we, iedere keer wanneer we de kenniseconomie bejubelen, mensen de weg wijzen naar een mooie schone toekomst voor hen en hun kinderen. Maar wat mensen uit die verhalen vooral concluderen is dat wij - van bovenaf, wij zijn immers zelf al binnen - de ladder optrekken. De onderste sport komt weer een stukje hoger te hangen. Wie kan er straks nog bij?
Mensen hebben niks tegen hoogdravende doelen en mooie vergezichten. Maar ze hebben - zoals wij allen - vooral ándere zorgen: over hun baan, over de school van hun kinderen de veiligheid van hun straat. En ze hoeven daarvoor heus geen hulp van de overheid of van de PvdA. De meeste mensen klimmen op eigen kracht langs de ladder omhoog. Maar dan moet die ladder daar wel staan én onderhouden worden.
Wij mogen, nee we móeten blijven praten over de grotere uitdagingen die nodig zijn om onze kinderen en mensen elders een toekomst te geven. En we moeten blijven nadenken over manieren om aan die internationale en duurzame idealen nog beter vorm te geven. Zoals Heleen de Coninck en Jeroen de Lange doen in hun artikelen in dit themanummer. Maar we hoeven er niet op te rekenen dat iemand ons volgt en dat we dus ook maar iets van die idealen waarmaken, als we de ladder niet onderhouden. Als wij hoogdravende idealen willen waarmaken zullen moeten zorgen dat we de basis op orde hebben.
Ik heb voor u eens onderzocht wat mensen zoal verstaan onder die basis. Ik voerde de afgelopen tijd talloze gesprekken met mensen die geen PvdA meer stemmen, maar dat eigenlijk dolgraag weer willen doen. Dat zijn er veel. Niks representatief hoor, u hoeft van mij niks aan te nemen. Maar uit de gesprekken stijgt een bijna angstaanjagend uniform beeld op waar het in de basis aan schort, welke onderste sporten van de ladder we hebben laten vermolmen: de publieke ruimte, Veiligheid dus. En de publieke voorzieningen: scholen, ziekenhuizen, sociale zekerheid.
De vermolming van het eerste, veiligheid, komt voort uit ons diepgevoelde verlangen om vooral een lief land te blijven. Dat weerhield iets te lang om ons schrap te zetten tegen degenen die weinig hebben met een lief land. Eenmaal overvallen door die realiteit struikelden we eerst over het oude schisma van zachte preventie versus harde repressie. Maar sinds enige tijd hebben we met name op lokaal niveau succesvol ontdekt dat er ook zoiets is als harde preventie. Dat moeten we uitbouwen. Meedogenloze preventie. Veel ogen op straat, zien en gezien worden, ingrijpen ver voordat de eerste echte misdaad is begaan, ouders confronteren, niet meer loslaten. En niet alleen voor de rust van de omwonenden van het Boniplein in Amsterdam of de inwoners in de wijk Oosterwei in Gouda, maar voor heel Nederland. Ons onvermogen om de veiligheid in Amsterdam of Gouda te garanderen doet namelijk niet alleen direct betrokkenen, maar heel Nederland twijfelen aan de vraag of we dit als ‘lief Nederland’ nog wel aankunnen. En precies die twijfel ondermijnt het vertrouwen in de draagkracht van een van de eerste sporten van de ladder, veiligheid. Boutelier kan er straks vast meer en verstandiger dingen over zeggen.
Het tweede, de vermolming van publieke voorzieningen, is vooral terug te leiden op het feit dat we ons, gedwongen door een steeds groter wensenpakket en relatief beperkte middelen, iets te vaak hebben afgevraagd: ‘kan het allemaal nog efficiënter’ en veel te weinig ons hebben afgevraagd ‘voelt het nog als van ons’. Daar moeten we dus naar terugkeren. En dat terug naar ‘van ons’ is dus niet hetzelfde als ‘terug naar vroeger’. Pieter Hilhorst geeft in dit themanummer een behartigenswaardige moderne invulling van publieke voorzieningen die drijvend op sociale netwerken weer ‘van ons allemaal’ kunnen worden.
Nog één hartekreet over publieke voorzieningen: die voelen zeker niet ‘van ons’, als er in de top exorbitant wordt gedeclareerd of gesalarieerd. Dienstbaarheid is hier de cruciale kernwaarde. En ook die blijkt soms behoorlijk vermolmd.
Wanneer je ongeduldig je hooggestemde idealen nastreeft, is het soms lastig te accepteren, maar de piramide van Maslow geldt in de politiek. Mensen willen kunnen vertrouwen op die eerste sporten van de ladder voordat ze gaan kijken naar de volgende. En ja ons wordt de vermolming van de onderste sporten mede verweten. Niet geheel ten onrechte. Maar als ik in de PvdA om me heen kijk zijn wij zijn nu vooral de partij die de oplossing kunnen bieden. Boutelier kan de theorie van veiligheid mooi opschrijven, maar Van der Laan legt het op de mat. Hilhorst verwoordt prachtig wat wethouder Jan Willem van der Kolk in Stadskanaal in praktijk brengt. En met hen vele anderen. Het vergt meer werk, meer tijd, maar we weten waar te beginnen en we hebben er de juiste mensen voor. Goed om dat even in de oren te knopen op dit soort avonden die van nature toch een wat tobberig karakter hebben.
En maakt u zich geen zorgen, u bent hier geen getuige van het afschudden van duurzame en internationale veren. Ik weet nog steeds waarom ik ooit in dat Greenpeace bootje stapte en later de politiek in ging. Ik wil de volgende generatie recht in de ogen kunnen kijken. En sinds die generatie voor mij twee heel concrete gezichten heeft gekregen is de urgentie alleen maar groter geworden. Ik wil hen ooit op die ene dag met verve kunnen vertellen wat ik eraan gedaan heb. Maar het wordt een ander, uitgebreider, antwoord dan ik dacht.
Het pad naar een duurzame toekomst loopt niet alleen via dat ambitieuze energieakkoord waarvoor ik vandaag na maanden werken de steun van de Kamer kreeg, maar vooral ook via de eerste sporten van de ladder: het door Ahmed Marcouch schoongeveegde August Allebéplein in Amsterdam, de sociale ondersteuning nieuwe stijl van Otwin van Dijk in Doetinchem en de beter presterende school van Lodewijk Asscher. En dat vind ik, vooral als vader van Benthe, een geruststellende gedachte. Ik dank u wel.'