Het bonnendrama, of waarom in Nederland problemen niet worden opgelost
Wordt de Tweede Kamer door bestuurders serieus genomen? Als wij een besluit nemen, wordt dit dan ook uitgevoerd? Het drama van de bonnenquota bij de politie laat zien hoe moeilijk het in Nederland is om problemen op te lossen en welke kwalijke rol publieke managers daarbij spelen.
Mensen klagen vaak dat agenten de straat op gaan om bonnen uit te delen. Ook veel agenten vinden dit vervelend: ‘Ik ben toch geen belastinginner!’
Na aandringen van de SP besloot de Tweede Kamer in 2007 de bonnenquota af te schaffen. Maar in de praktijk ging de verplichte bonnenschrijverij gewoon door. Minister Ter Horst stelde dat dit een zaak is van de korpschefs, die moesten zelf bepalen hoe ze hun mensen aansturen.
Toen werd duidelijk dat de bonnenquota niet bedoeld waren om ons land veiliger te maken, zelfs niet om de staatskas te vullen. Bonnenquota zijn bedoeld om cijfers te produceren voor managers. Een agent die veel in de wijk is en praat met jongeren, docenten en ouders deelt weinig bonnen uit en zou dus een slechte agent zijn. Een agent die om de hoek gaat staan bij een school en scholieren zonder achterlicht op de bon slingert, zou een goede agent zijn.
Uit onderzoek dat de SP in 2009 onder 10.000 politieagenten deed bleek dat 80 procent van de agenten nog steeds werd afgerekend op het aantal bonnen dat ze uitdeelden. Bij de SP kwamen ook steeds meer klachten binnen, niet van burgers die bonnen kregen, maar van agenten die bonnen moesten uitdelen. Minister Opstelten trok zich de kritiek aan en besloot bij zijn aantreden wél een einde te maken aan de bonnenquota.
Daarna kwam een interessant politiek spel op gang, dat een mooi inkijkje biedt in de manier waarop publieke managers politieke besluiten frustreren. Begin januari kreeg ik een brief in handen van burgemeester Brok van Dordrecht, korpsbeheerder van de politie Zuid-Holland-Zuid. Deze was niet van plan naar de minister te luisteren en zou gewoon doorgaan met de bonnenquota. Bij ons kwamen ook verschillende meldingen binnen van agenten die klaagden dat zij nog steeds de straat op werden gestuurd om bonnen op te halen.
Opstelten, die zich voorstond op zijn daadkrachtige uitstraling, stond in zijn hemd. Maar de minister sloeg terug, op 18 januari liet hij de Tweede Kamer weten: ‘Vanaf vandaag is het echt afgelopen met de bonnenquota. Ik wil dat hier geen misverstand over bestaat en accepteer dan ook geen “oprispingen” meer.’ Begin februari meldden agenten uit het korps IJsselland zich opnieuw bij de SP: als zij niet genoeg geld binnenbrachten, zouden zij geen loonsverhoging krijgen. De minister, maar ook de Tweede Kamer, werd opnieuw te kijk gezet.
Het moet gezegd, nadat agenten een melding hadden gedaan bij de SP, was de minister direct bereid in te grijpen. Korpschefs werden op het matje geroepen, teammanagers kregen op hun donder. Maar de openbare waarschuwingen bleken nog steeds onvoldoende. In april meldden agenten uit het korps Brabant Zuid-Oost ons dat politiemanagers de dienders nog steeds bonnen laten ophalen. ‘We zijn ervan overtuigd dat dit her en der wat stof doet opwaaien’, zo schreven deze managers, maar ze deden het evengoed. Opstelten kwam opnieuw met een allerlaatste waarschuwing.
Deze week kreeg de SP opnieuw een melding, dat een wijkteam in het korps Gooi- en Vechtstreek op 26 mei een dag zou organiseren, waarin alle agenten werden ingeschakeld om bonnen op te halen. De agent die de meeste bonnen zou schrijven, kon rekenen op een mooie prijs. Hoe geloofwaardig is een minister, die zo vaak een allerlaatste waarschuwing moet geven? Wat moeten we met dit soort politiemanagers, die besluiten van de Tweede Kamer blijven frustreren?
Het bonnendrama bij de politie staat symbool voor het optreden van managers in de zorg, het onderwijs, de brandweer etc. Overal in de publieke sector zien we leidinggevenden die mensen afrekenen op cijfers en niet op hun werk. Dit is een van de redenen dat bij de overheid zoveel bureaucratie is. Veel te veel managers willen veel te veel cijfers zien, zoals het aantal bonnen dat agenten uitschrijven. Kamerleden kunnen niet blijven accepteren dat zij door managers in hun hemd worden gezet. We moeten bezuinigen op ambtenaren. Publieke managers die zich niets aantrekken van politieke besluiten zijn een goed begin.