Ruttes grondwet
Liberalen in Nederland hebben zich altijd opgeworpen als beschermers van religieuze minderheden. Deze traditie begon met Johan Rudolf Thorbecke, de eerste liberale premier van Nederland. In hoeverre zet Mark Rutte deze traditie voort? Thorbecke was de schrijver van de grondwet van 1848, waarin hij de basis legde voor ons huidige politieke bestel. Die grondwet maakte de rechtstreekse verkiezing mogelijk van de Tweede Kamer, hoewel dat kiesrecht was voorbehouden aan mannen die genoeg belasting betaalden, ongeveer tien procent van de bevolking. Belangrijker nog dan het kiesrecht was voor die tijd de vrijheid van godsdienst en het recht van vereniging. Kiezers en werknemers kregen de mogelijkheid om zichzelf te organiseren, in partijen en vakbonden. Dat gold ook voor gelovigen. De rooms-katholieke kerk maakte in 1853 gebruik van Thorbecke’s grondwet om bisschoppen te benoemen.
In verschillende steden boven de rivieren leidde de benoeming van bisschoppen echter tot een volksopstand. Antikatholieke pamfletten werden verspreid, katholieke arbeiders ontslagen, winkels van katholieken geplunderd. Aanstichters van de onrust waren vooral protestantse politici. Katholieken zouden gehoorzamen aan de paus, een religieuze leider uit een ver en vreemd land. Katholieke kerken en kloosters ondermijnden het aanzien van Nederland als protestantse natie. Maar het katholicisme was bovenal on-Nederlands, het leerde haar gelovigen gehoorzaamheid en zou een lage morele standaard hebben. De opstand tegen de katholieken richtte zich ook tegen Thorbecke en leidde de val in van de eerste liberale regering.
Thorbecke was een ‘constitutionele’ liberaal. De grondwet legde volgens hem niet alleen de spelregels vast van de politiek, de constitutie was ook een politiek programma. In een rede ‘Over het hedendaagsche staatsburgerschap’ (1844) stelde hij dat politici zich niet moesten voegen naar de luimen van het kiezersvolk. Politici hadden tot taak de principes van de grondwet in de praktijk te brengen. Deze opvatting van politiek maakte Thorbecke tot een ideale bondgenoot voor de rooms-katholieke minderheid. De grondwet gaf hen dezelfde rechten als alle andere Nederlanders en bood hen een volwaardige plaats in de Nederlandse samenleving. Thorbecke kon, op zijn beurt, de electorale steun van de katholieke kiezers goed gebruiken.
De verdachtmakingen tegen rooms-katholieken in de negentiende eeuw vertonen overeenkomsten met de kritiek op moslims nu. Zij zouden zich laten leiden door religieuze leiders in het buitenland en hun religieuze stempel willen drukken op onze cultuur. Hun opvattingen zouden ook niet passen binnen onze normen en waarden. Maar de houding van veel liberalen is nu heel anders. Thorbecke sloot een electoraal verbond met de onderdrukte religieuze minderheid. Premier Rutte kiest voor samenwerking met politici die de emanciperende gelovigen onder vuur nemen. Geert Wilders heeft ervoor gepleit om de Koran te verbieden en moskeeën te sluiten. Dergelijke opvattingen raken het hart van Thorbeckes grondwet.
Deze column verscheen in Filosofie Magazine van december 2010.