Trojka Spanje, België, Hongarije
De drie achtereenvolgende EU-voorzitterschappen Spanje, België en Hongarije werkten samen als Trojka. Ze hadden een gezamenlijk beleidsprogramma opgesteld waar zij als voorzittende landen aan hebben gewerkt.
Spanje was voorzitter van 1 januari t/m 30 juni 2010, België van 1 juli t/m 31 december 2010 en Hongarije van 1 januari t/m 30 juni 2011.
Gezamenlijke prioriteiten
De bestrijding van de economische crisis, het behoud van banen en juist een groei van de werkgelegenheid waren voor de hele periode van groot belang. De nieuwe 2020-strategie van de Europese Unie speelde hierin een belangrijke rol. De 2020-strategie beslaat vele beleidsterreinen. Naast het verbeteren van de coördinatie van de nationale economieën raakt deze ook het onderzoeksbeleid, onderwijsbeleid, sociaal beleid en de verduurzaming van de economie. Ook het toezicht op de financiële markten kreeg veel aandacht.
Het klimaat was voor alle drie de voorzitterschappen een prioriteit. Na het falen van de grote VN-klimaattop in Kopenhagen (december 2009) moest er opnieuw onderhandeld worden met de andere landen over een nieuw internationaal verdrag. Ondertussen ging de Europese Unie kijken wat het zelf voor maatregelen in zou voeren.
Ook moest een nieuwe Europese strategie voor energie gestalte krijgen. De nadruk lag op efficiënter omgaan met energie, het opwekken van schone energie, het verzekeren van de toevoer van energie naar Europa en een goede infrastructuur.
Onderhandelingen over de meerjarenbegroting van de Unie voor 2014 en verder, evenals de hervorming van het Europese landbouwbeleid, werden steeds belangrijker gedurende de trojka.
Individuele accenten
Naast de gezamenlijke beleidsdoelen hadden de afzonderlijke voorzitterschappen ook eigen thema's.
Spanje
Spanje maakte het bevorderen van gelijke rechten tussen mannen en vrouwen tot speerpunt. Ook was er veel aandacht voor de betrekkingen met Latijns-Amerika. Het Spaanse voorzitterschap organiseerde veel bijeenkomsten met regeringsleiders uit die regio.
Daarnaast was het Spaans voorzitterschap het eerste voorzitterschap dat aan de slag ging onder de nieuwe regels van het Verdrag van Lissabon. Het verdrag leidde tot onduidelijkheid over de precieze verhoudingen tussen de nieuwe functie van vaste voorzitter van de Europese Raad, de vernieuwde Hoge Vertegenwoordiger van het Buitenlands- en Veiligheidsbeleid en het voorzitterschap zelf. Het kostte tijd en aandacht om de juiste balans te vinden.
België
Het Belgische voorzitterschap had zich aanvankelijk willen richten op alles wat met veiligheidsbeleid te maken heeft. Dit zou binnen de EU gelden voor de samenwerking op het gebied van justitie en politie. In het kader van de bedreigingen van buitenaf was mondiale samenwerking in de strijd tegen terrorisme een speerpunt. Verder wilden de Belgen zich inzetten voor het verbeteren van douane- en grenscontroles.
Bij aanvang van het voorzitterschap werd de aandacht wat meer verschoven naar sociaal- en werkgelegenheidsbeleid. Maar bovenal wilde het voorzitterschap voortbouwen op bestaande initiatieven en belangrijke zaken afronden, en minder de nadruk leggen op nieuwe initiatieven. Het voorzitterschap heeft veel aandacht moeten geven aan de crisis rond de euro en aan de onderhandelingen over de begroting voor 2011.
Hongarije
De Hongaren richtten hun blik op de uitbreiding van de EU met de westelijke Balkanlanden en Kroatië, en wilden meer dan Spanje en België de nadruk leggen op het Europese energiebeleid. Daarnaast kreeg het Hongaarse voorzitterschap de vernieuwing van het regionale beleid onder zijn hoede. Bovendien wilde het Hongaarse voorzitterschap al een eerste rondgang maken over de voortgang van de 2020-strategie, die onder Spaans voorzitterschap was vastgesteld. Ook dit voorzitterschap moest veel aandacht geven aan de problemen rond de euro.