Europees Parlement wil dat EU leidend is in Kopenhagen

Europese regeringsleiders moeten politiek leiderschap tonen om van de klimaattop in Kopenhagen een succes te maken, vinden Europarlementariërs. In een resolutie roepen ze op tot een ambitieus en bindend akkoord met emissiereductiedoelen voor ontwikkelde en ontwikkelingslanden, financieringsverplichtingen en sancties voor niet-naleving.

Europarlementariërs roepen de regeringsleiders op van dit verzoek een prioriteit te maken en politiek leiderschap aan de dag te leggen. Op zijn minst moeten de partijen tot een bindende overeenkomst komen over de reductiedoelstellingen van de industrielanden en de financiering ervan. Ook moet een formeel proces bepaald worden om begin 2010 tot een juridisch bindende, alomvattende post-2012 klimaatovereenkomst te komen. Die overeenkomst zou op 1 januari 2013 actief moeten worden.

"De EU heeft een leidende positie ingenomen in de strijd voor de bescherming van het klimaat en dat willen we zo houden in Kopenhagen. Daarom moeten wij vasthouden aan ons aanbod: 30% CO2-reductie in 2020", aldus de voorzitter van de milieucommissie Jo Leinen (S & D, DE).

In hun resolutie zeggen Europarlementariërs dat het internationaal akkoord ervoor moet zorgen dat:

  • ontwikkelde landen hun broeikasgasemissies collectief aanzienlijk beperken (tegen 2020 bij de hogere waarden van het traject van 25-40% en een langetermijndoelstelling van tenminste 80% in 2050, ten opzichte van 1990)
  • ontwikkelingslanden als groep de groei van hun emissies beperken tot 15-30 % onder het "gewone" niveau. Gezien hun economisch "gewicht" moeten China, India en Brazilië zich echter verplichten tot doelstellingen die vergelijkbaar zijn met die van de geïndustrialiseerde landen.
  • ontwikkelde landen de verantwoordelijkheid dragen om de ontwikkelingslanden voldoende, duurzame en voorspelbare financiële en technische steun te verlenen. Die steun moet een aanvulling vormen op de officiële ontwikkelingshulp.
  • de collectieve bijdrage van de EU voor de reductie-inspanningen en aanpassingsbehoeften van de ontwikkelingslanden voor 2020 niet onder een bedrag van € 30 000 miljoen per jaar zou moeten liggen.
  • zowel de emissiereductiedoelen als de financieringstoezeggingen onderworpen worden aan een nadrukkelijker handhavingsregeling, m.i.v. van een vroegtijdig waarschuwingssysteem en sancties.
  • strenge kwaliteitsnormen voor projecten deel uitmaken van toekomstige compensatiemechanismen om te voorkomen dat de ontwikkelde landen in plaats van de ontwikkelingslanden goedkopere reductieopties voor zich opeisen, en dat ze betrouwbare, controleerbare en concrete emissiebeperkingen garanderen.
  • internationale lucht- en zeevaart wordt opgenomen in een internationale overeenkomst met dezelfde bindende doelstellingen als voor andere sectoren. Ten minste 50% van de rechten op dit gebied moeten worden geveild.
  • aan ontwikkelingslanden substantiële steun wordt geboden om de bruto tropische ontbossing uiterlijk tegen 2020 tot staan te brengen. Ook moet een wereldwijd boskoolstofmechanisme (GFCM) worden ingevoerd in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

Europarlementariërs benadrukken, dat een overeenkomst in Kopenhagen de stimulans kan zijn voor een "Sustainable New Deal", die duurzame sociale en economische groei en ecologisch duurzame technologie bevordert, het energieverbruik omlaag brengt en nieuwe werkgelegenheid en sociale cohesie in zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden waarborgt.

Ze roepen de VS er met klem toe op de tijdens de verkiezingscampagne gestelde streefdoelen bindend vast te leggen om een sterk signaal te geven. Ze wijzen erop dat het van groot belang is, dat ook India een bijdrage levert, juichen de verbintenis van Japan toe om zijn emissies tegen 2020 met 25% te verminderen en begroeten de positieve signalen uit China.