Advocaat-generaal Bot: richtlijn betreffende de bewaring van gegevens is op een passende rechtsgrondslag gebaseerd

Pers en Voorlichting /**/

Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUE nr. 70/08

14 oktober 2008

Conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-301/06

Ierland / Parlement en Raad

ADVOCAAT-GENERAAL BOT IS VAN MENING DAT DE RICHTLIJN BETREFFENDE DE BEWARING VAN GEGEVENS OP EEN PASSENDE RECHTSGRONDSLAG IS GEBASEERD

Volgens hem is de richtlijn terecht op grond van het EG-Verdrag vastgesteld daar zij geen enkele bepaling betreffende de onder het EU-Verdrag vallende politiële en justitiële samenwerking in strafzaken bevat

In april 2004 hebben Frankrijk, Ierland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk bij de Raad een ontwerp-kaderbesluit op grond van de artikelen van het EU-Verdrag betreffende de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken ingediend. Dit ontwerp had betrekking op de bewaring van gegevens die zijn verwerkt en opgeslagen in verband met het aanbieden van openbare elektronischecommunicatiediensten of gegevens in openbare communicatienetwerken met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, daaronder begrepen terrorisme.

De Commissie was van mening dat het EG-Verdrag en meer bepaald artikel 95 EG, volgens hetwelk maatregelen kunnen worden getroffen die de instelling en de werking van de interne markt betreffen, moest worden gebruikt als rechtsgrondslag voor een deel van dat ontwerp, namelijk het deel betreffende de verplichting voor de betrokken dienstverstrekkers om gegevens een tijd lang te bewaren.

In december 2005 heeft de Raad geopteerd voor een richtlijn op grond van het EG-Verdrag en op 21 februari 2006 heeft de Raad de richtlijn betreffende de bewaring van gegevens1 met gekwalificeerde meerderheid van stemmen goedgekeurd. Ierland en Slowakije hebben tegengestemd.

Daarop heeft Ierland, ondersteund door Slowakije, het Hof verzocht om nietigverklaring van de richtlijn op grond dat deze niet op een passende rechtsgrondslag is vastgesteld. Ierland is van mening dat de enige geldige rechtsgrondslag voor de in de richtlijn besloten liggende maatregelen is te vinden in de bepalingen van het EU-Verdrag betreffende de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

1 Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten of van openbare communicatienetwerken (PB L 105, blz. 54)

In zijn conclusie geeft advocaat-generaal Yves Bot het Hof in overweging het beroep te verwerpen, omdat de richtlijn zijns inziens terecht op het EG-Verdrag is gebaseerd.

De advocaat-generaal herinnert eraan dat een op artikel 95 EG gebaseerde handeling tot doel moet hebben, de voorwaarden voor de instelling en de werking van de interne markt te verbeteren. In dit verband wijst hij erop dat verschillende lidstaten wetgeving hadden aangenomen op het gebied van het bewaren van gegevens door aanbieders van diensten en dat deze nationale bepalingen onderling aanzienlijke verschillen vertoonden, met name ter zake van de bewaringstermijn en het type te bewaren gegevens. Dergelijke verschillen konden een harmonisatie van de nationale bepalingen derhalve noodzakelijk maken.

De heer Bot wijst erop dat het bewaren van gegevens door de aanbieders van elektronischecommunicatiediensten voor deze een aanzienlijke financiële last vormt die evenredig is aan het aantal te bewaren gegevens en aan de bewaringstermijn. Hieruit volgt dat zonder harmonisatie een aanbieder van elektronischecommunicatiediensten aan het bewaren van gegevens verbonden kosten zou moeten dragen die verschillen naar gelang van de lidstaat waarin hij die diensten wil aanbieden. Dergelijke verschillen kunnen het vrije verkeer van elektronischecommunicatiediensten belemmeren en de instelling en de werking van de interne markt voor elektronischecommunicatiediensten hinderen.

Om die redenen is de advocaat-generaal van mening dat de richtlijn op goede gronden op artikel 95 EG is gebaseerd.

Met betrekking tot het argument van Ierland dat de richtlijn als enig doel of als hoofddoel, het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit heeft, geeft de advocaat-generaal toe dat niet kan worden betwist, dat de bestaansreden van de verplichting tot bewaring van gegevens is gelegen in de omstandigheid dat die verplichting de verwezenlijking van dat doel bevordert. Hij is echter van mening dat de omstandigheid alleen dat de richtlijn dit doel nastreeft, niet voldoende is om vast stellen dat zij onder de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken valt.

Volgens hem beantwoordt de verplichting tot bewaring van gegevens niet aan de soorten acties waarin op dat gebied is voorzien. De advocaat-generaal beklemtoont in dit verband dat de maatregelen waarin de richtlijn voorziet, geen enkele rechtstreekse tussenkomst van de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten vergen. De richtlijn bevat maatregelen die voorafgaan aan een eventuele politiële of justitiële samenwerking in strafzaken. Zij harmoniseert noch de toegang van de nationale wetshandhavingsautoriteiten tot de gegevens, noch het gebruik van die gegevens en de uitwisseling daarvan tussen die autoriteiten, bijvoorbeeld in het kader van strafrechtelijke onderzoeken. Deze punten, die zijns inziens onder de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken vallen, zijn terecht uitgesloten van de bepalingen van de richtlijn.

De advocaat-generaal concludeert dat, voor zover de richtlijn geen bepalingen bevat houdende harmonisatie van de voorwaarden voor de toegang tot de gegevens en voor het gebruik daarvan ten behoeve van de uitoefening van specifieke activiteiten van de staten of de overheidsorganen die niets te maken hebben met de activiteiten van de particulieren, en inzonderheid geen enkele bepaling bevat die onder het begrip „politiële en justitiële samenwerking in strafzaken” valt, zij niet op grond van het EU-Verdrag kon worden vastgesteld.

N.B.: De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. De advocaten-generaal hebben tot taak het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete geschil. De rechters van het Hof beginnen vandaag met de beraadslagingen over het arrest, dat op een latere datum zal worden gewezen.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Beschikbare talen: DE EN EL ES FR IT NL PL SK

De volledige tekst van de conclusie is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof

http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=rechercher&numaff=C-301/06

vanaf ongeveer 12.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught. Tel: +352 4303 2170 Fax: +352 4303 2988