Interview met europarlementslid Ieke van den Burg

De persdienst van het Europees Parlement gaat tot aan de verkiezingen in 2009 in gesprek met de Nederlandse en Vlaamse europarlementariërs. Dit keer is de beurt aan Ieke van den Burg (PvdA).

Sinds wanneer bent u lid van het Europees Parlement? Wat deed u hiervoor?

Ik ben lid van het EP sinds 1999. Daarvoor werkte ik vooral in de Haagse polder. Vanaf 1990 was ik lid van het federatiebestuur van de FNV. Ook in die tijd kwam ik als FNV-er al veel in Brussel, bij het Europees Verbond van Vakverenigingen, het Economisch en Sociaal Comité en de Sociale Dialoog tussen werkgevers en werknemers, in de Brusselse polder dus.

Waar houdt u zich in het Parlement mee bezig?

Mijn vakgebied is het sociaal- en financieel-economisch beleid. In mijn eerste periode combineerde ik de commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken met de Economische en Monetaire commissie. Nu volg ik vooral die laatste als coördinator van de sociaaldemocratische fractie. In de commissie Interne Markt en Consumentenzaken ben ik plaatsvervanger. In de Economische commissie leg ik me vooral toe op de regelgeving en het toezicht op de financiële markten. Daarnaast houd ik me bezig met het mededingingsbeleid (staatssteun bijv), belastingen (BTW), de euro, het stabiliteitspact en de Europese Centrale Bank.

Voor de commissie Interne Markt heeft de Dienstenrichtlijn nog de nodige losse eindjes achtergelaten. Wat me erg bezighoudt, is het snijvlak van de Europese internemarktregels en de nationale en decentrale bevoegdheden van overheden voor het publieke belang. In onze Europese PES-fractie heb ik met juridische experts een voorzet gemaakt voor wetgeving zoals de Europese Commissie die mijn inziens zou moeten indienen om meer evenwicht in de Europese mededingings-, aanbestedings- en staatssteunregels aan te brengen om op die manier meer rekening te houden met het algemeen belang.

Wat vindt u het boeiendste van uw werk als europarlementariër?

Dat je op een knooppunt zit van heel veel ontwikkelingen, van informatie, van knowhow, en daar - in ieder geval op het terrein van de interne markt en meer specifiek de financiële markten - als medewetgever heel veel invloed op kunt hebben. Als Nederlander sta ik tussen verschillende, vaak botsende tradities in: de Britten met hun financiële centrum in de City of London, de Duitsers met hun Landesbanken en coöperatieve banken, de Franse, de Scandinavische en de Zuid-Europese tradities en niet te vergeten de nieuw toegetreden landen die nu een soort kolonisatie meemaken door banken en verzekeraars uit het oude Europa. Als coördinator moet je de tegengestelde belangen dan zien te overbruggen en compromissen uitonderhandelen die tot meerderheden in het EP kunnen leiden. Als dat lukt, dan is dat vaak ook doorslaggevend om overeenstemming tussen de regeringen te bereiken.

Wat vindt u minder boeiend of zelfs vervelend?

Storend is dat ons werk vaak volstrekt voorbij gaat aan de hoofdstroom in het Haagse parlementaire en publieke debat. Natuurlijk waarderen de ministeries en belangenorganisaties wat je doet. Maar in de media lijkt het net of we alleen maar aan het freewheelen zijn en van het ene incident in het andere rollen. In plaats van ons als europarlementariërs vanuit onze specifieke ervaring en inzicht volwaardig in dat publieke debat te betrekken, worden we op afstand gezet en negatief en eurosceptisch benaderd.

Met welke dossiers bent u nu bezig? Wanneer worden zij door de parlementaire commissie en het volledige Parlement behandeld?

Op het moment ben ik volop bezig met een vervolgrapport over het Financiële Diensten Actieplan van Eurocommissaris McCreevy. De integratie van de financiële markten is een groot Europees succes waar de rest van de wereld jaloers naar kijkt. Maar mijn kritische vraagstelling is wie er nu werkelijk van profiteert. Aan de bovenkant van de markt zie je de grote internationale spelers een enorme marktmacht ontwikkelen. Geen beursgenoteerd bedrijf kan heen om de investment banks, de rating agencies en de grote accountantsfirma's. En ook buiten de gereguleerde markten pakken nieuwe spelers zoals de hedge funds miljardenwinsten. Grip krijgen op deze ontwikkelingen is lastig vanuit versnipperde toezichtstructuren. Daarom is één van mijn doelstellingen een sterk Europees toezichtsysteem op te bouwen. Ook is het hoog tijd voor meer aandacht voor de belangen van de eindgebruikers, de kopers van hypotheken en verzekeringen, de pensioenfondsen, de startende ondernemers. Die belangen moeten veel sterker meewegen en ingebracht worden in de regelgeving. Niet alleen om ze te beschermen tegen verkeerde praktijken, zoals nu bijvoorbeeld bij de beleggingsverzekeringen, maar ook om ze echt mee te laten profiteren van de voordelen van de financiële integratie.

Een ander rapport waar ik momenteel mee bezig ben is de "portability" richtlijn, over het meenemen van pensioenrechten. Terecht was men in de Nederlandse pensioenwereld huiverig voor het creëren van individuele rechten op waardeoverdracht terwijl de condities voor waardeoverdracht (actuariële rekenregels, fiscale behandeling, etc) nog heel divers zijn. Ik heb me er sterk voor gemaakt om het accent te verschuiven naar het verbeteren van zogenoemde slapersrechten, zodat burgers die van pensioenfonds en land wisselen er in ieder geval van uit kunnen gaan dat hun opgebouwde pensioenrechten niet verschrompelen. Een goed pensioen is straks hard nodig! De verbouwing van het Commissievoorstel lijkt aardig te lukken. Misschien kunnen we dit dossier onder Duits voorzitterschap nog wel afhandelen.

Actualiteit: Wat verwacht u van het Duitse voorzitterschap?

De grote uitdaging voor mevrouw Merkel is natuurlijk of zij het gestagneerde proces van de Europese grondwet weer vlot zal weten te trekken. Ik heb de stellige indruk dat ze zich niet in de patstelling tussen ja- en neestaten laat drukken, en heel doelgericht naar oplossingen zoekt. Wat me erg deugd doet, is dat ze niet zomaar meegaat in de redenering van miniverdragen. Vooral het als hoofdstuk II in het constitutionele verdrag opgenomen Handvest van Grondrechten is mij erg dierbaar. Ik was betrokken bij de opstelling daarvan in de eerste Conventie in 2000. Ik heb me toen sterk gemaakt voor sociale en economische grondrechten. Daardoor onderscheidt dit Handvest zich van alleen het Europees Verdrag voor de Mensenrechten, waarvan gelukkig wel iedereen vindt dat de EU daartoe moet toetreden. Juist dit hoofdstuk II zal een tegenwicht kunnen vormen tegen het overheersende vrijemarktdenken, waar veel neestemmers moeite mee hebben. Zij moeten zich realiseren dat die Europese regels voor de vrije interne markt ook al in de huidige Verdragen staan en op steeds meer gebieden aan de nationale verzorgingsstaten morrelen. Ik hoop dat een nieuw kabinet zich samen met de Duitse grote coalitie zal inzetten om de sociale dimensie een zwaardere rol te geven in een nieuw Europees Verdrag. Dat is dé manier om het vertrouwen terug te winnen van diegenen die nu de verliezers van de integratie van de interne markt dreigen te worden.

 

REF.: 20070118IPR02219