Recht van initiatief

Tweede Kamerleden hebben het recht om zelf een voorstel voor een wet aan de Tweede Kamer aan te bieden: het recht van initiatief. Een dergelijk voorstel wordt op vrijwel dezelfde wijze behandeld als wetsvoorstellen die door de regering worden ingediend.

Belangrijk verschil is dat de initiatiefnemers het voorstel in de Tweede en de Eerste Kamer verdedigen. Bij de parlementaire behandeling geeft meestal ook de betrokken minister of staatssecretaris zijn/haar mening. Als het voorstel in beide Kamers is aangenomen, moet de regering het bekrachtigen. Dat gebeurt vrijwel altijd.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Wettelijke basis

De huidige (in 1983 geheel herziene) Grondwet bepaalt dat voorstellen van wet kunnen worden ingediend door of vanwege de Koning en door de Tweede Kamer (artikel 82). Voorstellen van wet, in te dienen door de Tweede Kamer, worden door een of meer leden aanhangig gemaakt. De indiener(s) kunnen zelf het wetsvoorstel intrekken. Tot 1983 was dat formeel een beslissing die door de Tweede Kamer werd genomen.

2.

Gebruik van het recht

Van het recht om initiatiefvoorstellen aan te bieden wordt regelmatig gebruikgemaakt, maar de afgelopen jaren veel vaker dan vroeger. Als een initiatiefwetsvoorstel ook in de Eerste Kamer is aangenomen, is het aan de regering om de wet te publiceren en in te voeren. In het verleden heeft de regering dat enkele keren geweigerd.

Het recht van initiatief heeft in de loop der jaren tot een aantal belangrijke wetten geleid, bijvoorbeeld over afschaffing van kinderarbeid (1874) en de invoering van vrouwenkiesrecht (1919), het raadgevend referendum (2015) en de automatische donorregistratie (2018).

3.

Motieven

De belangrijkste reden voor het gebruik van het initiatiefrecht is dat de regering soms weigert zelf met een voorstel te komen, bijvoorbeeld omdat regeringspartijen het onderling oneens zijn. Er kunnen voor een partij echter ook publicitaire doeleinden zijn om een voorstel in te dienen, om daarmee de discussie over een onderwerp op gang te brengen of om de eigen opvattingen te benadrukken.

4.

In de praktijk

De indiening van een initiatiefwetsvoorstel gaat vrijwel op dezelfde wijze als die van een regeringsvoorstel. Er is echter geen koninklijke boodschap, maar een begeleidende brief waarin het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Ook ontbreekt in eerste instantie nog het advies van de Raad van State.

Een initiatiefvoorstel kan sinds 1989 pas in behandeling komen nadat de Tweede Kamer advies over het voorstel aan de Raad van State heeft gevraagd (artikel 15a Wet op de Raad van State). Ook gedurende de behandeling in de Tweede Kamer kan nog advies worden gevraagd. Het staat de indieners vrij het advies wel of niet (of gedeeltelijk) op te volgen.

De indieners verdedigen het voorstel zelf in de Tweede Kamer. Zij kunnen zich hierbij laten bijstaan door deskundigen. De bij het debat aanwezige betrokken bewindspersonen geven ook hun oordeel. Als de Tweede Kamer het voorstel aanvaardt, wordt het daarmee een initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamer, dat daarna bij de Eerste Kamer in behandeling komt. Daar verdedigen de initiatiefnemers hun voorstel. Soms komt er tussentijds een andere verdediger van het voorstel (meestal uit dezelfde fractie), bijvoorbeeld als het lid dat het voorstel indiende niet werd herkozen of tussentijds de Kamer heeft verlaten.

Behalve door aanneming of verwerping kan een initiatiefvoorstel ook indirect resultaat hebben, doordat de regering later alsnog zelf met een wetsvoorstel komt. Andere initiatiefvoorstellen verdwijnen na enige tijd geruisloos in een la, zonder ooit te zijn behandeld en worden uiteindelijk ingetrokken. Dat is bijvoorbeeld vaak het geval als de oorspronkelijke indiener geen Kamerlid meer is en niemand anders de verdediging overneemt.

5.

Cijfers

In het parlementaire jaar 2021/2022 zijn 16 initiatiefvoorstellen ingediend. 10 initiatiefvoorstellen zijn nog in behandeling in de Tweede Kamer.

6.

Historie

Het recht van initiatief is - met het recht om wetsvoorstellen goed of af te keuren - het oudste parlementaire recht. De Grondwet van 1814 bepaalde dat de Staten-Generaal (die toen uit één Kamer bestond) het recht had voordrachten te doen aan de vorst. In 1815 werd het recht van initiatief verleend aan de Tweede Kamer. In 1848 bleef dit recht gehandhaafd, maar kreeg de Tweede Kamer daarnaast het recht om wetsvoorstellen te wijzigen (recht van amendement).

In 1887 werd in de Grondwet opgenomen dat de Tweede Kamer de schriftelijke en mondelinge verdediging van een initiatiefwetsvoorstel in de Eerste Kamer opdraagt aan één of meer Tweede Kamerleden. Voordien werden dergelijke initiatiefvoorstellen door de Eerste Kamer besproken zonder aanwezigheid van de indieners. Wel was toen de minister aanwezig.

De regering heeft twee keer een initiatief genegeerd: in 1917 en 1928. In 1917 onthield de regering goedkeuring aan een initiatiefwet-Marchant en in 1928 aan een initiatiefwet-Zijlstra. In beide gevallen ging het om voorstellen op onderwijsgebied (onderwijssalarissen en leerlingenaantallen) die geld kostten en waarover de Raad van State negatief adviseerde. De regering kwam echter zowel in 1917 als in 1928 korte tijd later zelf met wetten die grotendeels de zelfde uitwerking hadden als de twee niet ingevoerde initiatiefwetten.

In 2021 is in het reglement van orde van de Tweede Kamer (art. 9.25) een bepaling opgenomen over het automatisch vervallen van initiatiefvoorstellen waarvoor geen verdediger meer is.

Opmerkelijke initiatiefwetten en -voorstellen

Bekende Kamerinitiatieven die tot wetten hebben geleid zijn onder meer:

  • het kinderwetje van Van Houten uit 1874
  • de wet-Marchant uit 1919 tot invoering van het vrouwenkiesrecht
  • de wet-Van Thijn/Goudsmit/Aarden/Wiebenga tot verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd uit 1972 (het betrof een grondwetsherziening)
  • de zeer omvangrijke initiatiefwet-Van Kemenade/Meijer/Worrell (Kaderwet volwasseneneducatie) uit 1985
  • de wet-Karimi/Dubbelboer/Van der Ham over het raadplegend referendum over de Europese Grondwet (2005)

Opmerkelijke recent aangenomen initiatiefwetsvoorstellen zijn die van Pia Dijkstra (D66) over de automatische orgaandonatie, van Ronald van Raak (SP) over het Huis voor klokkenluiders, die van Diederik Samsom (PvdA) en Jesse Klaver (GroenLinks) voor een Klimaatwet en de Wet open overheid van Bart Snels (GroenLinks) en Joost Sneller (D66).

Initiatiefvoorstellen die niet de eindstreep haalden, waren onder meer:

  • het voorstel-Thorbecke c.s. ('de Negenmannen') uit 1844 over staatkundige hervormingen
  • het voorstel-Schaepman uit 1886 tot herziening van de onderwijsbepalingen in de Grondwet
  • het voorstel-Troelstra over invoering van referendum, afschaffing Eerste Kamer en mannenkiesrecht (1903)
  • de initiatiefvoorstellen-Lambers/Roethof/Veder-Smit/Geurtsen over abortus (1976)
  • het initiatiefvoorstel-Wessel-Tuinstra/Kohnstamm over euthanasie (1984)

Eerste Kamer

De Eerste Kamer beschikt niet over een recht van initiatief. Zij kan dus niet zelf wetsvoorstellen indienen, waar de Tweede Kamer dat wel kan. De Eerste Kamer kan wel initiatiefvoorstellen tegenhouden en dat gebeurt relatief vaak.


Meer over

Bent u als journalist of wetenschapper op zoek naar statistische gegevens over moties, stemgedrag, Kamervragen of andere parlementaire activiteiten? PDC, partner van het Montesquieu Instituut, kan deze gegevens onder voorwaarden beschikbaar stellen voor wetenschappelijk onderzoek en journalistieke publicaties. Neem voor meer informatie contact op.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.