Referendumcommissie trekt lessen uit verloop Nederlands referendum
Vandaag heeft de Referendumcommissie een verslag van de werkzaamheden aangeboden aan de Tweede Kamer. De commissie, die onder leiding stond van de Nijmeegse hoogleraar Tijn Kortmann, heeft de referendumdatum vastgesteld op 1 juni 2005, één miljoen euro aan subsidiegeld verdeeld, en de onafhankelijke samenvatting geschreven die in twee keer acht miljoen exemplaren naar de Nederlanders is gestuurd (op 23 april 2005 en twee weken vóór het referendum). In het verslag constateert de Referendumcommissie dat veel zaken beter hadden gekund, maar dat de commissie weinig blaam treft.
De objectieve samenvatting van de Europese Grondwet
Kritiek op de folder van 20 pagina's wijst de Referendumcommissie resoluut van de hand. Zij constateert weliswaar dat de "objectieve samenvatting" slecht ontvangen is, maar dat de kritiek "overigens vooral veelal voorspelbaar is". Klachten spitsten zich toe op de saaie, niet-aansprekende lay-out, en de geld- en papierverspilling die het drukken van zestien miljoen folders met zich meebrengt. Ook registreerde de Referendumcommissie veel kritiek op de inhoud: te ingewikkeld, te summier, te lang, geen lijst met voor- en tegenargumenten.
Tijn Kortmann c.s. besteedt enige aandacht aan kritiek van Herman Tjeenk Willink. De vice-voorzitter van de Raad van State had in het NRC geschreven dat de samenvatting 'algemeen niet als adequaat werd gezien'. Omdat Tjeenk Willink deze bewering niet staafde met feiten maar enkel met beschouwingen van persoonlijke aard, kan de Referendumcommissie niet ingaan op deze kritiek.
De datum van 1 juni 2005, de verdeling van subsidiegelden
Een algemeen probleem voor de Referendumcommissie waren de krappe deadlines. De commissie was in februari 2005 benoemd door de Tweede Kamer, en startte de werkzaamheden op 18 februari. In de periode van ruim drie maanden (medio februari 2005 tot 1 juni 2005) bleek de werkdruk voor de referendumcommissie hoog. Achteraf vindt de commissie 1 juni 2005 een ongelukkige datum, omdat politieke partijen, de media en maatschappelijke organisaties weinig tijd hadden voor campagne en debat.
Wettelijk gezien bestonden er echter beperkingen aan het vaststellen van de datum: het alternatief van 17 augustus was onwenselijk omdat dit midden in de zomervakantie viel. De krappe deadlines bleken ook problematisch bij het toekennen van de subsidies: veel aanvragers vonden dat zij te weinig tijd en gelegenheid hadden gekregen om de aanvraag goed voor te bereiden.
Bron: Verslag van de werkzaamheden van de Referendumcommissie, 14 september 2005