Artikel 40 A: Procedure voor nauwere samenwerking
-
1.De lidstaten die voornemens zijn onderling nauwere samenwerking krachtens artikel 40 aan te gaan, richten een verzoek aan de Commissie, die bij de Raad een voorstel in die zin kan indienen. Indien de Commissie geen voorstel indient, deelt zij de redenen daarvan mee aan de betrokken lidstaten. Deze kunnen vervolgens bij de Raad een initiatief indienen om een machtiging voor de nauwere samenwerking te verkrijgen.
-
2.De in lid 1 bedoelde machtiging wordt met inachtneming van de artikelen 43 tot en met 45 verleend door de Raad die, op voorstel van de Commissie of op initiatief van ten minste acht lidstaten, na raadpleging van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt. De stemmen van de leden van de Raad worden gewogen overeenkomstig artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Een lid van de Raad kan verlangen dat de zaak aan de Europese Raad wordt voorgelegd. Nadat dit is geschied, kan de Raad overeenkomstig de eerste alinea een besluit nemen.