Artikel 122: Lidstaten met derogatie
-
1.Indien het besluit tot vaststelling van de datum overeenkomstig artikel 121, lid 3, is genomen, besluit de Raad, op basis van zijn aanbevelingen als bedoeld in artikel 121, lid 2, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de Commissie over de vraag of bepaalde lidstaten, en zo ja, welke, een derogatie als omschreven in lid 3 van dit artikel hebben. Deze lidstaten worden hierna lidstaten met een derogatie genoemd.
Indien de Raad heeft bevestigd welke lidstaten overeenkomstig artikel 121, lid 4, aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van één munt voldoen, hebben de lidstaten die niet aan de voorwaarden voldoen een derogatie als omschreven in lid 3 van dit artikel. Deze lidstaten worden hierna lidstaten met een derogatie genoemd.
-
2.Ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat met een derogatie brengen de Commissie en de ECB volgens de procedure van artikel 121, lid 1, aan de Raad verslag uit. Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie, welke lidstaten met een derogatie volgens de criteria van artikel 121, lid 1, aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen, en trekt hij de derogaties van de betrokken lidstaten in.
-
3.Een derogatie als bedoeld in lid 1 heeft tot gevolg dat de volgende artikelen niet op de betrokken lidstaat van toepassing zijn: artikel 104, leden 9 en 11, artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5, artikel 106, artikel 110, artikel 111 en artikel 112, lid 2, onder b). De uitsluiting van een dergelijke lidstaat en zijn nationale centrale bank van de rechten en plichten in het kader van het ESCB is vastgelegd in hoofdstuk IX van de statuten van het ESCB.
-
4.In de artikelen 105, leden 1, 2 en 3, 106, 110, 111 en 112, lid 2, onder b), wordt lidstaten gelezen als "lidstaten zonder derogatie".
-
5.De stemrechten van de lidstaten met een derogatie worden geschorst voor de Raadsbesluiten als bedoeld in de in lid 3 genoemde artikelen van dit Verdrag. In dat geval geldt, in afwijking van artikel 205 en artikel 250, lid 1, als gekwalificeerde meerderheid tweederde van de volgens artikel 205, lid 2, gewogen stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten zonder derogatie, en is eenparigheid van stemmen van die lidstaten vereist voor een besluit waarvoor eenparigheid vereist is.
-
6.Artikel 119 en artikel 120 blijven van toepassing voor een lidstaat met een derogatie.