Artikel 67: Besluitvormingsprocedure
Inhoudsopgave van deze pagina:
-
1.Gedurende een overgangsperiode van vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam besluit de Raad met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie of op initiatief van een lidstaat, na raadpleging van het Europees Parlement.
-
2.Na deze periode van vijf jaar:
-
-besluit de Raad op voorstel van de Commissie; de Commissie neemt ieder verzoek van een lidstaat om indiening van een voorstel bij de Raad in behandeling;
-
-neemt de Raad met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement, een besluit teneinde de procedure van artikel 251 toe te passen op alle onder deze titel vallende gebieden, dan wel delen ervan, en de bepalingen betreffende de bevoegdheden van het Hof van Justitie aan te passen.
-
-
3.In afwijking van de leden 1 en 2, worden maatregelen als bedoeld in artikel 62, punt 2, onder b), i) en iii), na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement aangenomen.
-
4.In afwijking van lid 2, worden maatregelen als bedoeld in artikel 62, punt 2, onder b), ii) en iv), na verloop van vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam door de Raad aangenomen volgens de procedure van artikel 251.
-
5.In afwijking van lid 1 neemt de Raad volgens de procedure van artikel 251 de volgende maatregelen aan:
-
-de in artikel 63, punt 1 en punt 2, onder a), bedoelde maatregelen, voorzover de Raad vooraf overeenkomstig lid 1 van dit artikel communautaire wetgeving heeft vastgesteld waarin gemeenschappelijke regels en de voornaamste beginselen terzake worden bepaald;
-
-de in artikel 65 bedoelde maatregelen, met uitzondering van de aspecten in verband met het familierecht.
-
Toelichting Europees Parlement bij de instelling van de medebeslissingsprocedure bij enkele onderdelen van het Europese justitiële beleid (december 2004)
Het ontwerpbesluit dat de Raad onlangs aan het Parlement heeft voorgelegd (zie documentoverzicht), vormt de eerste aanloop tot de tenuitvoerlegging van artikel 67, lid 2 van het EG-Verdrag, dat voorziet in de overgang naar stemmingen bij gekwalificeerde meerderheid en de hantering van de medebeslissingsprocedure bij de vaststelling van de meeste beleidsmaatregelen die onder titel IV van het EG-Verdrag vallen (immigratie, asiel, grensoverschrijding, e.d.).
Zodra dit besluit is aangenomen, zal het de democratische legitimiteit en de efficiency van de besluitvorming ten goede komen op de gebieden die tot tien jaar geleden buiten het communautaire kader en de Unie vielen. Dit besluit strekt tevens tot tenuitvoerlegging van een bepaling van het Verdrag van Amsterdam die door de lidstaten bij de ondertekening van het Verdrag van Nice1 is bekrachtigd, en geeft gevolg aan een aanbeveling die het Europees Parlement op 14 oktober jl. tot de Europese Raad had gericht.
Er zij op gewezen dat deze "passerelle" zonder het vastberaden optreden van het Nederlandse voorzitterschap, dat snel en effectief op de wensen van de Commissie burgerlijke vrijheden heeft gereageerd, wellicht onbenut zou zijn gebleven (evenals overigens de door artikel 42 van het EU-Verdrag geboden mogelijkheid).
De situatie zoals die zal voortvloeien uit de aanneming van dit besluit, is samengevat in de bijgevoegde tabel, waarin ook de andere rechtsgrondslagen van titel IV worden vermeld ten aanzien waarvan de overgang naar medebeslissing reeds een feit is door de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice of de goedkeuring van minimumnormen (b.v. asielbeleid), of ten aanzien waarvan de overgang naar medebeslissing niet mogelijk is wegens het bestaan van specifieke voorschriften of protocollen (zie respectievelijk artikel 62, punt 2, letter b) en protocol nr. 35 betreffende de samenwerking tussen overheidsdiensten, dat gebaseerd is op artikel 66 van het EG-Verdrag).