EP wenst duidelijker afbakening bevoegdheden EU en lidstaten

donderdag 16 mei 2002, Alain LAMASSOURE

Alain LAMASSOURE (EVP/ED, F)

Afbakening van de bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten

Doc.: A5-0133/2002

Procedure : Initiatief

Debat : 15 mei 2002

Stemming : 16 mei 2002

Verslag aangenomen (322/64/58)

Het Parlement wil drie soorten bevoegdheden binnen de EU onderscheiden: de principiële bevoegdheden van de lidstaten, de eigen bevoegdheden die aan de EU worden toegekend en de gedeelde bevoegdheden. Eigen bevoegdheden van de EU moeten gering in aantal blijven en, net als nu, betrekking hebben op het douanebeleid, de externe economische betrekkingen, de interne markt, het structuurbeleid en het monetair beleid voor de Eurozone. Het Parlement wil hier de definitie en uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en defensiebeleid (de huidige tweede pijler) aan toevoegen, evenals de rechtsgrondslagen voor de gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (de derde pijler) en de financiering van de EU-begroting.

De gedeelde bevoegdheden hebben betrekking op flankerend beleid, zoals consumentenbescherming, landbouw, visserij, vervoer, Trans-Europese netwerken, milieu, onderzoek, energie, sociaal en werkgelegenheidsbeleid, immigratie, vrij verkeer van personen, de gelijkheid van mannen en vrouwen, ontwikkelingssamenwerking en fiscaal beleid voor de interne markt. In deze gevallen moeten communautaire normen worden geformuleerd wanneer een Europees belang op het spel staat, terwijl de lidstaten worden belast met de gedetailleerde omzetting in nationaal recht. Op andere terreinen mag de EU slechts in actie komen als aanvulling op de optredens van de lidstaten, zoals bij onderwijs, jongerenbeleid, burgerbescherming, cultuur, media, sport, gezondheidszorg, industrie en toerisme. De uitoefening van de uitvoerende macht op Europees niveau moet aan de controle van het Europees Parlement zijn onderworpen.

De EU-verdragen moeten worden ondergebracht in één enkele tekst, waarbij de EU volledige rechtspersoonlijkheid krijgt. De tekst zou uit twee delen moeten bestaan: een soort algemene grondwet en een tekst met bepalingen over de manier van uitoefening van de taken die aan de EU zijn toevertrouwd.

Verder moet een buitengewone herzieningsclausule worden opgenomen, waarmee bevoegdheden zowel naar de EU als naar de lidstaten overgedragen kunnen worden. Het hele systeem van de bevoegdheidsverdeling zou na tien jaar opnieuw bekeken moeten worden. Het Parlement vindt ook dat er een duidelijker scheiding moet komen tussen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht binnen de EU.

Tot slot zouden de lidstaten voorstellen moeten kunnen doen om hun respectieve plaatselijke en regionale overheden nauwer te betrekken bij de voorbereiding en omzetting van Europese wetgeving. Bij het Europese Hof van Justitie moet een kamer voor constitutionele, bevoegdheid- en grondrechtelijke vraagstukken worden ingesteld.

Overigens is het Parlement van oordeel dat er nog steeds sprake is van een democratisch tekort in de Unie en dat het huidige hervormingsproces een wezenlijke democratisering van de instellingen tot stand moet brengen.