Artikel 16:
-
1.In het kader van de in artikel III-394 van de Grondwet omschreven taak, verleent de Bank aan haar leden of aan particuliere of openbare ondernemingen financiering, onder meer in de vorm van kredieten en garanties, voor investeringen die op het grondgebied van de lidstaten zullen worden verwezenlijkt, voorzover middelen uit andere bronnen niet tegen redelijke voorwaarden beschikbaar zijn.
De Bank kan evenwel krachtens een met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgesteld besluit van de Raad van gouverneurs op voorstel van de Raad van bewind financiering verlenen voor investeringen die geheel of gedeeltelijk buiten het grondgebied van de lidstaten zullen worden verwezenlijkt.
-
2.Het verstrekken van leningen wordt zoveel mogelijk ondergeschikt gemaakt aan de inschakeling van andere financieringsmiddelen.
-
3.Wanneer een lening wordt toegekend aan een onderneming of een ander lichaam dan een lidstaat, maakt de Bank het verstrekken van deze lening afhankelijk hetzij van een garantie van de lidstaat op wiens grondgebied de investering zal worden verwezenlijkt, hetzij van voldoende waarborgen, hetzij van de financiële soliditeit van de debiteur.
In het kader van de door de Raad van gouverneurs in de zin van artikel 7, lid 3, onder b), vastgestelde beginselen en indien de verwezenlijking van de projecten bedoeld in artikel III-394 van de Grondwet zulks vereist, stelt de Raad van bewind voorts met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de voorwaarden en bijzonderheden vast van elke financiering met een specifiek risicoprofiel die uit dien hoofde beschouwd wordt als een speciale activiteit.
-
4.De Bank kan leningen garanderen die door openbare of particuliere ondernemingen of door lichamen zijn aangegaan ter verwezenlijking van projecten als bedoeld in artikel III-394 van de Grondwet.
-
5.De som van de door de Bank verstrekte uitstaande leningen en garanties, mag 250% van het geplaatste kapitaal van de reserves, van de niet toegewezen voorzieningen, en van het saldo van de winst- en verliesrekening niet te boven gaan. Het gecumuleerde bedrag van die posten wordt berekend na aftrek van een bedrag dat gelijk is aan het geplaatste kapitaal, al dan niet gestort, uit hoofde van elke deelneming van de Bank.
Op geen enkel moment mag het bedrag dat is gestort uit hoofde van de deelnemingen door de Bank meer bedragen dan het totaal van het vrijgemaakte gedeelte van haar kapitaal, van haar reserves, van haar niet-toegewezen voorzieningen en van het saldo van de winst- en verliesrekening.
Bij wijze van uitzondering krijgen de speciale activiteiten van de Bank waartoe door de Raad van gouverneurs en de Raad van bewind wordt besloten overeenkomstig lid 3, een specifieke toewijzing in reserves.
Dit lid is eveneens van toepassing op de geconsolideerde rekeningen van de Bank.
-
6.De Bank beveiligt zich tegen wisselkoersrisico's door in de lenings- en garantieovereenkomsten de naar haar mening passende bepalingen op te nemen.