Goedkeuring EU-grondwet door België

19-05-2005
 

Het Belgische parlement heeft de Europese Grondwet goedgekeurd. De Senaat keurde het verdrag goed in april 2005, de Kamer volgde enkele weken later. Inmiddels hebben ook alle gewest- en gemeenschapsparlementen de EU-grondwet geratificeerd. De goedkeuringsprocedure is definitief afgerond wanneer de Vlaamse premier Yves Leterme zijn handtekening zal zetten onder het document.

In juni 2004 kondigde premier Guy Verhofstadt nog aan dat hij de goedkeuring van de Europese Grondwet graag via een nationaal referendum wilde laten verlopen. Na een uiterst moeizame parlementaire discussie over de wenselijkheid van een referendum, bleek hier in januari 2005 een nipte meerderheid tegen. De Belgische kiezers hebben zich dus niet rechtstreeks uitgesproken over het onderwerp.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Parlementaire behandeling

De Belgische Senaat stemde op 28 april 2005 over het wetsontwerp waarmee de Belgische regering de Europese grondwet goedkeurt. Het wetsvoorstel kreeg een ruime meerderheid: 54 senatoren stemden vóór (socialisten, liberalen, christen-democraten en groenen); negen senatoren stemden tegen (Vlaams Belang en FN); en er was één onthouding.

De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers keurde op 19 mei 2005 de Europese Grondwet goed. Het debat dat aan de stemming vooraf ging, werd niet met bijzonder veel geestdrift gevoerd. Bij voorbaat stond immers vast dat een overgrote meerderheid voor zou stemmen. Van de 137 aanwezig Kamerleden stemden 118 vóór, 18 tegen (de fractie van Vlaams Belang), en er was één onthouding. Na de stemming klonk een kort applaus.

2.

Behandeling in gemeenschappen en gewesten

Met een 'ja' van de Belgische Senaat en de Kamer van Volksvertegenwoordigers is de goedkeuringsprocedure nog niet voltooid. Om in werking te treden, moet de Europese Grondwet nog een fiat krijgen van de volgende organen:

  • het Vlaams parlement
  • het Waals parlement
  • het Brussels parlement
  • de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) in Brussel
  • de Franse Gemeenschapscommissie (Cocof) in Brussel
  • het parlement van de Franse gemeenschap
  • het parlement van de Duitstalige gemeenschap

In juni en juli 2005 hebben de frans- en duitstalige volksvertegenwoordigingen de Europese Grondwet goedgekeurd, in februari 2006 volgde het Vlaams Parlement.

3.

Opiniepeilingen en campagne

De Europese Commissie organiseert periodiek opiniepeilingen (de zogenaamde "Eurobarometer") over de Europese Grondwet. In juli 2004 werd Europabreed de volgende stelling getoetst: "De Europese Unie moet een Grondwet aannemen." Hierop antwoordden 86 procent van de Belgische respondenten 'liever wel', en 10 procent 'liever niet'.

In april 2005 kondigde de regering-Verhofstadt aan dat de parlementaire behandeling van de Europese Grondwet gepaard gaat met een informatiecampagne, waarvoor 1,1 miljoen euro is uitgetrokken. Dit geld wordt onder meer besteed aan radiospotjes, advertenties, schoolpakketten en een website.

4.

Moeizame discussie over een volksraadpleging

Aan de parlementaire behandeling van de Europese Grondwet ging in december 2004 en januari 2005 een bijzonder moeizame discussie vooraf, die zich toespitste op de vraag of hierover een volksraadpleging gehouden moest worden. De liberale premier Guy Verhofstadt vond van wel, maar zijn socialistische coalitiegenoten waren een stuk minder enthousiast.

De besluitvorming rond de volksraadpleging is volgens twee wetgevingstrajecten verlopen.

Voor- en tegenstanders van de volksraadpleging

Grootste voorstanders van het referendum over de Europese Grondwet waren de liberale regeringspartijen VLD en MR. Ook het Vlaams Belang (het voormalige Vlaams Blok) was voorstander van een referendum, om op deze wijze een "tegen"-campagne te kunnen voeren. Ten slotte schaarden de Groenen (Groen! en Ecolo) zich onder de voorstanders van een referendum.

De socialisten (PS en SP.A) waren tegen een referendum. Zij lieten zwaar wegen dat de Belgische grondwet het referendum-instrument niet mogelijk maakt ("we mogen niet anti-constitutioneel handelen om de Europese constitutie goed te keuren"). De christen-democraten (CD&V en cdH) wilden een referendum op Europees niveau - toen dit niet doorging, waren ook zij tegen.

De kleine politieke partij Spirit - voorstander van directe democratie en links liberaal, politiek gelieerd aan de Vlaamse socialisten - was tot december 2004 voorstander van een referendum. Met een opmerkelijke standpuntwijziging bezorgde Spirit de tegenstanders van een referendum in januari 2005 een flinterdunne meerderheid in de Kamer.

Traject 1: Een speciale wet voor een volksraadpleging over de Europese Grondwet

In oktober 2003 dienden de liberale voormannen Karel de Gucht en Rik Daems een initiatief-wetsvoorstel in om - net als in Nederland - een referendum mogelijk te maken via een speciale wet. Na een negatief advies van de Belgische Raad van State in november 2004 belandde dit wetsvoorstel in zwaar weer. Op 14 december 2004 peilde een commissie van het federale parlement de politieke verhoudingen. De uitslag van de stemming binnen de Kamercommissie was krap: negen stemmen voor een referendum, acht tegen.

Op 23 januari 2005 maakte het partijbestuur van de kleine politieke partij Spirit echter bekend de (cruciale) steun voor het referendum in te trekken. Deze volte-face van Spirit was opmerkelijk, omdat burgerparticipatie en open democratie centraal staan in het partijprogramma. Spirit-leider Geert Lambert verklaarde dat hij tegen dit specifieke referendum is, omdat hij bang is dat het Vlaams Blok de volksraadpleging zal 'kapen' door van Turkije een centraal campagnethema te maken.

Toen de commissie op 16 februari 2005 het wetsvoorstel dat een referendum mogelijk maakt daadwerkelijk in stemming bracht, waren de verhoudingen binnen de commissie precies omgedraaid: negen tegenstemmers, acht voor. De indiener van het wetsvoorstel, de liberaal Rik Daems, had kunnen besluiten om het wetsvoorstel tóch voor te leggen aan de voltallige Kamer, omdat de politieke verhoudingen dicht op elkaar zaten: 74 voor, 76 tegen. Na het echec van het tweede traject, hakte premier Verhofstadt echter de knoop door: geen referendum.

Traject 2: Wijziging van de Belgische Grondwet om een volksraadpleging mogelijk te maken

Een belangrijk bezwaar van de socialisten tegen het volksraadplegings-instrument, is het feit dat het instrument geen grondwettelijke verankering heeft. Om hieraan tegemoet te komen dienden de liberalen in december 2004 een voorstel in om de Belgische Grondwet met het oog hierop te wijzigen. Een voorbereidende commissie heeft het voorstel besproken op vergaderingen van 1 en 16 februari 2005.

Binnen de betrokken Kamercommissie bestond grote onenigheid, omdat de gevolgen van een dergelijke Grondwetswijziging op het Belgische constitutionele bestel vérstrekkend schijnen. Op 16 februari werd binnen de Kamercommissie gestemd over dit liberale voorstel.

Een bijzondere rol was hierbij opnieuw weggelegd voor de Spirit-partij (zie boven). De leider van Spirit, Geert Lambert, had bij aanvang van de vergadering tégen een volksraadpleging over de Europese Grondwet gestemd, maar toen het tweede voorstel aan bod kwam (grondwetswijziging om volksraadplegingen in het algemeen mogelijk te maken), lastte Lambert een "strategische plaspauze" in (bron: De Standaard, 4 maart 2005). Hierdoor kreeg een voorstel tot verwerping in de Kamercommissie een nipte meerderheid.

Toen de voltallige Belgische Kamer hierover op 4 maart 2005 plenair moest stemmen, werd deze verwerping tijdens een nachtelijke marathonzitting op zijn beurt weer met een nipte meerderheid verworpen. De zes leden van Spirit-fractie wensten het referendum als instrument namelijk tóch te verankeren in de Belgische Grondwet. Op 10 maart stemde de Kamer over de grondwetswijziging zelf. De voorstanders wonnen met 73 stemmen tegen 62, maar de grondwetswijziging komt er niet omdat hiervoor een tweederde meerderheid nodig is. Deze weg naar het referendum was toen gesloten.