Iers voorzitterschap presenteert stand van zaken in onderhandelingen

donderdag 25 maart 2004

Sinds januari heeft Ierland, in de hoedanigheid van voorzitter van de Europese Unie, intensieve gesprekken gevoerd met alle lidstaten van de Europese Unie en de tien kandidaat-lidstaten. Deze gesprekken waren bedoeld om te peilen of er voldoende politieke wil bestond om de onderhandelingen over de Grondwet te hervatten, en om de belangrijkste knelpunten te inventariseren.

Gisteren publiceerde Ierland een verslag met de laatste stand van zaken. Over dit verslag zal vandaag en morgen worden gesproken door de Europese regeringsleiders, die vergaderen in Brussel. Hieronder volgt een weergave van de belangrijkste punten uit het document.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Politieke wil om de Grondwet te realiseren

Er bestaat onverminderd overeenstemming over het belang en de waarde van het voorgestelde constitutioneel verdrag, als instrument waarmee de Unie beter kan inspelen op de verlangens van de burger en een effectievere rol in de wereld kan spelen.

Het nieuwe verdrag zou belangrijke vernieuwingen invoeren, zoals:

  • een vereenvoudiging van de wetgevingsprocedures en de rechtsinstrumenten,
  • het scheppen van duidelijkheid inzake het evenwicht tussen de Unie en de lidstaten,
  • een ruimere bescherming van de mensenrechten, en
  • een grotere rol voor de rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers, zowel in het Europees Parlement als in de nationale volksvertegenwoordigingen.

Het voorzitterschap is op basis van het gevoerde overleg van oordeel dat in sterke mate de wens gedeeld wordt, de onderhandelingen zo spoedig mogelijk tot een goed einde te brengen. In brede kring wordt duidelijk de mening gedeeld dat vertraging het alleen maar moeilijker zal maken een akkoord te bereiken.

2.

De belangrijkste knelpunten

De moeilijkste kwesties blijven de omvang en de samenstelling van de Commissie en vooral de definitie en het toepassingsgebied van de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid.

Omvang en samenstelling van de Europese Commissie

Er bestaat algemene overeenstemming over het feit dat de samenstelling en de inrichting van de Commissie:

  • 1. 
    de politieke legitimiteit van het college in de gehele Unie moet ondersteunen, alsook
  • 2. 
    het college in staat moet stellen doelmatig zijn werk te doen.

Veel delegaties leggen de nadruk op het eerste criterium en steunen het idee dat iedere lidstaat met een onderdaan in de Commissie vertegenwoordigd moet zijn. Andere delegaties wijzen erop dat het principe van een kleinere Commissie, met een toerbeurtsysteem op voet van gelijkheid, reeds is neergelegd in het Verdrag van Nice, en zij betogen dan ook dat de Commissie kleiner moet worden om doelmatig en in het belang van de Unie als geheel te kunnen functioneren. Naar het oordeel van het voorzitterschap kunnen deze standpunten met elkaar verzoend worden.

Stemwegingen

Een ruime meerderheid van de delegaties blijft de in de tekst van de Conventie voorgestelde definitie van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid steunen of althans aanvaarden, hoewel velen eigenlijk de voorkeur geven aan gelijkwaardigheid van de beide drempels (bevolking en aantal lidstaten).

Veel delegaties hebben benadrukt dat het voor hen essentieel is dat wordt vastgehouden aan het beginsel van de dubbele meerderheid. Anderzijds heeft een klein aantal delegaties duidelijk gemaakt dat zij niet akkoord gaan met het voorstel van de Conventie zoals dat momenteel op tafel ligt.

3.

Nederlandse wensen

In het verslag van het Ierse voorzitterschap wordt niet expliciet gesproken over twee belangrijke Nederlandse wensen, namelijk handhaving van het vetorecht bij het vaststellen van het budget van de Europese Unie; en garanties omtrent het Stabiliteitspact.

Deze problemen zijn echter terug te voeren op de toepassing van de besluitvorming met (gekwalificeerde) meerderheid. Hierover zegt het voorzitterschap dat "de bijzondere verlangens van lidstaten ten aanzien van een aantal specifieke punten in evenwicht moeten worden gebracht met de algemene wens tot uitbreiding van de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, zulks met het oog op een doelmatiger besluitvorming in een uitgebreide Unie."

Het document concludeert met de opmerking dat een definitief akkoord, hoe dan ook, slechts te bereiken is als er voldoende politieke wil en soepelheid bestaat.