Artikel : Commentaar op de ontwerp-tekst voor het protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel
De voorgestelde tekst is geïnspireerd op de elementen van het huidige protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, dat bij het Verdrag van Amsterdam is ingevoerd. Om beter te beantwoorden aan de kenmerken van een protocol bij een Grondwet, is de huidige tekst evenwel ingekort en vereenvoudigd.
Punt 1 bevat hetzelfde beginsel als punt 1 van het huidige protocol, krachtens hetwelk de instellingen ervoor zorgen dat het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel van artikel 8 van de Grondwet in acht worden genomen.
Punt 2 stemt inhoudelijk overeen met het huidige punt 9 en bepaalt dat het overleg dat de Commissie moet voeren alvorens wetgevingsteksten voor te stellen, waar nodig rekening moet houden met de regionale en lokale dimensie van het beoogde optreden.
Conform de conclusies van de werkgroep, wordt in punt 3 bepaald dat alle wetgevingsvoorstellen tegelijk aan de nationale parlementen en de wetgever van de Unie (Parlement en Raad) moeten worden toegezonden. Hetzelfde geldt voor de wetgevingsresoluties van het Europees Parlement en de gemeenschappelijke standpunten van de Raad.
Punt 4 heeft betrekking op de motivering van het voorstel door de Commissie. Zij dient daartoe een memorandum op te stellen, waarvan de inhoud in dit punt gedetailleerd wordt omschreven.
Krachtens punt 5 zijn alle nationale parlementen bevoegd om binnen een termijn van zes weken een gemotiveerd advies uit te brengen met de redenen waarom zij menen dat het betrokken voorstel niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig de keuze van het Praesidium, stellen de nationale parlementen zelf de procedures vast voor raadpleging van de afzonderlijke kamers in het geval van een tweekamerstelsel en/of, waar van toepassing, van de regionale parlementen met wetgevende bevoegdheid.
In punt 6 wordt een drempel (één derde) ingevoerd en bepaald welk effect die drempel heeft. Als de drempel wordt overschreden, moet de Commissie haar voorstel opnieuw bezien. Zij kan besluiten het voorstel te handhaven, te wijzigen of in te trekken. Haar besluit moet worden gemotiveerd.
Conform de conclusies van werkgroep I kunnen volgens punt 7, de nationale parlementen opnieuw interveniëren in de periode tussen de bijeenroeping van het bemiddelingscomité en het tijdstip waarop het bijeenkomt. Dit punt bevat ook de voorschriften voor een dergelijke interventie.
Punt 8 gaat over het Hof van Justitie. Het beroep wegens schending van het subsidiariteitsbeginsel wordt ingesteld door de lidstaten, in voorkomend geval op verzoek van hun nationaal parlement. Ook het Comité van de Regio's kan een dergelijk beroep instellen voor wetgevingsbesluiten waarover het is geraadpleegd.
Punt 9 neemt ongewijzigd een bepaling van punt 9 van het huidige protocol over, volgens welke de Commissie jaarlijks aan de Europese Raad, het Europees Parlement en de Raad verslag moet uitbrengen over de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. Dit jaarverslag wordt ook toegezonden aan het Comité van de Regio's en aan het Economisch en Sociaal Comité.