Rede van Van Hogendorp op 8 augustus 1815

Sire!

Wij hebben met eene diepe aandoening het treffend tafereel waargenomen, hetwelk Uwe Majesteit met zoo veel eenvoudigheid en waarheid voor onze oogen opgesteld heeft. Welk een onderscheid met vroegere dagen! Elk onzer heugt, en het zal Uwe Majesteit niet ontgaan zijn, hoe, ruim twintig jaren geleden, alles tegenliep, alle onze pogingen slechts uitliepen tot onzen ondergang en de wel beraden ontwerpen als door eene magtige onzigtbare hand te niet gemaakt werden.

Heden is de zon van voorspoed opgedaagd, alle pogingen worden bekroond met een goeden uitslag, en dezelfde Goddelijke hand is zigtbaar in de medewerking ten goede; zelfs wanneer rampen en gevaren schijnen te naderen, wanneer de overweldiger van Europa wederom op zijn verschrikkelijken troon gezeten is, dient zijne verheffing zijn geheelen ondergang en de staat van Europa en van ons vaderland wordt nog veel meer bevestigd. Dit treffend onderscheid in de leidingen der Voorzienigheid gaat tevens gepaard met geen minder verschil in de gesteldheid der gemoederen.

In die vroegere dagen stonden twee geduchte partijen onder ons tegen elkander over; de burgeroorlog was reeds ontstoken geweest, en het vuur van haat en nijd smeulde onder de assche. De oorzaak van onze tuchtiging werd dan ook het werktuig tot dezelve; want tweedragt breekt magt. Heden zijn alle partijdigheden vergeten, alle handen zijn ineengeslagen, alle de harten zijn vereenigd rondom den troon, en nieuwe gevaren strekken slechts tot een nieuwen prikkel voor eensgezindheid en vaderlandsliefde.

Het bloed, Sire van uwen heldhaftigen Zoon heeft voor ons gevloeid, en het geheele Volk heeft zijn goed, zijn bloed en zijn leven voor de gemeene zaak aangeboden. De oorzaak van onze zegeningen is dan ook het werktuig tot dezelve geworden, want eendragt maakt magt.

En niet alleen onder het volk van deze Noordelijke gewesten, maar ook tusschen hetzelve en de Zuidelijke volken is dezelfde welwillendheid en eensgezindheid opgerezen. Uwe wijsheid, Sire! uw beleid, uwe vaderlandsliefde heeft vele aanzienlijke onderdanen uit beiderlei gewesten bijeen geroepen, ten einde de Grondwet, waaronder wij gelukkig leefden, voor uwe gezamenlijke onderdanen, als kinderen van denzelfden vader, te Wijzigen.

In onze raadslagen zijn genegenheid en vriendschap onderling geboren, en op gulle maaltijden, welke wij, naar de oude Nederlandsche wijze, aan elkander gegeven hebben en waar alle wantrouwen, alle achterhoudendheid verdween, is het mij gebeurd te zeggen, dat ik vele goede dingen wilde bijeenvoegen en instellen: onzen landbouw, onze fabrieken, onzen koophandel, alle kunsten en wetenschappen, de Grondwet en den vrede; waarop een van de Zuidelijke leden in eene geestvervoering uitriep: alle deze goede dingen zullen ons geworden door de Grondwet!

Met diergelijke aandoeningen bezield, aanvaarden wij heden, Sire! het werk, ons door Uwe Majesteit opgedragen; wij aanvaarden het met hartelijke liefde en getrouwheid voor onzen Koning en ons Vaderland, en met eene hartelijke eensgezindheid onder elkanderen. Wij zullen de zaak met bedaardheid overwegen, onze raadslagen zonder overhaasting voortzetten, en geene van die vormen verzuimen, welke eene zoo aanzienlijke en talrijke Vergadering voegen.

Inmiddels bevelen wij ons allen in de goede genegenheid van Uwe Majesteit, en wij bidden den Hemel, Sire! dat hij zijne keurigste zegeningen uitstorte over uw Huis en over uwen Persoon.


Meer over