Van zetelroof en politiek verraad - Breuk in de CPN (1958)

Bij de bevrijding in 1945 bleek het prestige van de Communistische Partij Nederland sterk gestegen door haar rol in de illegale strijd tegen de bezetter. Bij de eerste naoorlogse Kamerverkiezingen van 1946 behaalde zij tien van de honderd zetels.

Daarna ging het snel omlaag; in een rekenkundige reeks, zoals haar tegenstanders spotten. Tot acht in 1948, zes in 1952 en vier in 1956. Kon de oorzaak aanvankelijk in de volstrekte vereenzelviging met de stalinistische politiek tijdens de koude oorlog worden gezocht, later zal misschien ook de toenemende welvaart afbreuk hebben gedaan aan het gezag der marxistische onheilsvoorspellingen.

De afval beperkte zich niet tot de vlottende kiezersaanhang. Op de duur werd ook de harde kern aangetast. Conflicten rond de leiding van het communistische dagblad 'De Waarheid', over de positie der joden in de Sowjet-Unie, en over de leiding der Eenheidsvakcentrale schiepen verdeeldheid in de top. Maar de grote klap kwam in 1958.

Door de heftige reactie in Nederland op de Russische ingreep in Hongarije in het najaar van 1956, was de CPN in een extreem isolement geraakt. De solidariteit bleef niet duurzaam bewaard. De vraag over de noodzaak van een 'destalinisatie'-politiek ook in Nederland leidde tot heftige bestuursconflicten.

De verzetsleider Gerben Wagenaar, de fractieleider Henk Gortzak en de vakbondsleider Frits Reuter kwamen in opstand tegen de strenge partijhiërarchie van secretaris Paul de Groot. 'Sectaristen' en 'revisionisten' betwistten elkander de politieke leiding. Het protest van Wagenaar c.s. werd door de partijleiding gestraft met een royement. Zij weigerden evenwel hun kamerzetels ter beschikking te stellen.

1.

Handelingen Tweede Kamer, 15 april 1958

De Voorzitter: Zowel de heer Gortzak als de heer De Groot hebben mij, in de volgorde, die ik zoëven noemde, het woord gevraagd tot het afleggen van een ver-klaring. Ik geef dus eerst het woord aan de heer Gortzak.

De heer Gortzak: Mijnheer de Voorzitter! Namens de leden van de communistische Kamerfractie, bestaande uit mevrouw Lips-Odinot en de heren Wagenaar, Brandsen en Gortzak, wil ik een verklaring afleggen. Op 4 april jl. deelde het partijbestuur der CPN mede, dat het besloten had de vroegere partijbestuurders B. Brandsen en F. Reuter en de leden van het partijbestuur G. Wagenaar en H. Gortzak te royeren. Verder, dat het lid van het partijbestuur R. Lips-Odiriot van deze functie was ontheven. Van hen werd, voor zover zij openbare functies bekleden, geëist, dataij deze ter beschikking zouden stellen.

Op 5 april hebben wij daarop met een verklaring geantwoord, waarin onder andere staat:

'Als leden van het partijbestuur hebben wij sedert geruime tijd in het partijbestuur kritiek uitgeoefend. Deze kritiek betrof in het bijzonder het individueel en autoritair optreden van de CPN-secretaris, P. de Groot, die een beleid voert met terzijdestelling van alle leninistische beginselen. Verder veroordeelden de ondergetekenden de pogingen, die voort-durend werden ondernomen, om leden van de CPN, die kritiek uitoefenden op dit beleid, verdacht te maken, met het doel hen buiten de CPN en de arbeidersbeweging te plaatsen. Op instructie van P. de Groot werd geweigerd in de CPN, het dagblad 'De Waarheid' en het orgaan 'Politiek en Cultuur' een werkelijk principiële discussie over het beleid van de partijsecretaris te openen.

In plaats daarvan werd, om de aandacht van eigen fouten en tekortkomingen af te leiden, in 'De Waarheid', in de CPN en in de EVC laster verspreid over communisten, die hun werk op belangrijke posten in de arbeidersbeweging verrichten. Tevens werd onder leiding van P. de Groot scheuring in de EVC tot stand gebracht. Ondergetekenden verklaren, dat zij hun werk in dienst van de arbeidersbeweging zullen blijven voortzetten op basis van het Marxisme-Leninisme.'.

Mijnheer de Voorzitter! Op 2 april jl. was door een groot aantal leden van de CPN een brief aan het partijbestuur gericht, waarin o.a. stond:

'dat voor het vormen van een juist oordeel omtrent de oorzaken van de tegenstellingen, in het partijbestuur ontstaan, een objectieve voorlichting noodzakelijk is, dat om daartoe te komen onmiddellijke stopzetting van de tot nu toe gevolgde methode van eenzijdige voorlichting noodzakelijk is en dat in een communistische partij de verschillende standpunten ten aanzien van de huidige conflicten in de partij kenbaar moeten kunnen worden gemaakt.'.

Deze leden drongen er bij het partijbestuur op aan, onmiddellijk 'De Waarheid' en 'Politiek en Cultuur' voor een principiële discussie open te stellen. Het antwoord van het partijbestuur was: wij gaan gewoon op de oude voet voort. Een oordeelvorming in de CPN op basis van de feiten wordt daardoor door sommige leden van het partijbestuur onmogelijk gemaakt.

Mijnheer de Voorzitter! Hoewel het reeds geruime tijd zo was, dat op bevel van enkele leden van het partijbestuur geen woord van tegenspraak tegen de oncommunistische methode, waarmede de z.g. partijstrijd werd gevoerd in 'De Waarheid', werd opgenomen, hebben in december 1957 en in februari 1958 C. Geugjes, B. Brandsen en F. Reuter, toen het hun door het partijbestuur gevraagd werd, voor hun openbare functies bedankt. Zij deden dit, hoewel zij het met dit verzoek niet eens waren, uit loyaliteit tegenover de partij en in de hoop, dat he gezonde verstand bij verschillende partijbestuurders zou terugkeren. Maar deze personen vervielen van kwaad tot erger.

De stroom van laster en verdachtmaking tegen hen, die zich tegen het beleid van De Groot keerden, begon steeds rijkelijker te vloeien. Formeel moge het schijnen, of een aantal communisten door deze personen buiten de partij zijn geplaatst, in werkelijkheid is het zo, dat steeds meer communisten met deze personen in het partijbestuur hebben gebroken.

Hoezeer het optreden van De Groot c.s. in strijd is met het Marxisme-Leninisme, moge blijken uit een enkel citaat van Lenin. In strijd tegen soortgelijke toestanden in de sociaaldemocratische partij van Rusland schreef Lenin aan het begin van deze eeuw o.a. het volgende:

'Volgens onze diepste overtuiging moet de sociaaldemocratische arbeidersorganisatie een eenheid zijn, maar in deze eensgezinde organisatie moeten op brede schaal vrije besprekingen van partijvraagstukken, vrije kameraadschappelijke kritiek en beoordeling van de verschijnselen in het partijleven plaatsvinden.'.

Aan deze Leninistische opvatting van de grondslagen van een communistische partij, waarop het democratische centralisme en de partijdiscipline zijn gebaseerd, wenst een deel van het partijbestuur onder leiding van De Groot niet te voldoen. Integendeel. In plaats van een kameraadschappelijke discussie over partijvraagstukken, decreten en royementen, in plaats van kritische beoordeling van verschijnselen in het partijleven, laster en verdachtmaking aan het adres van hen, die kritiek uitoefenen op het beleid van De Groot.

Mijnheer de Voorzitter! Het is om deze reden, dat wij aan de eis, die neergelegd is in de verklaring van het partijbestuur om onze openbare functies ter beschikking te stellen, nu niet zullen voldoen. Wij zijn geroyeerd door een groep uit het partijbestuur, die weigert de leden en kiezers naar waarheid over de meningsverschillen in te lichten, die ons verhindert in de ledenvergaderingen van de partij ons standpunt omtrent de geschillen kenbaar te maken, die een werkelijke oordeelvorming in de partij, op basis van kennis van de feiten, onmogelijk wil maken en daardoor een oplossing poogt te verhinderen.

Nu spreken zij, die zo handelen, over zetelroof. Het is nodig om te zeggen wat vele kiezers en wij met hen onder zetel-roof verstaan. Dat is een zetel bezet houden en praktisch nooit in de Kamer komen, bijna nooit aan het werk van de fractie deelnemen, zoals dit met de heer De Groot het geval is, ondanks zijn belofte aan de gedelegeerden van het 18de partijcongres, dat hij meer aan het parlementaire werk zou deelnemen. Van minachting voor het oordeel van de partij en kiezers gesproken!

Mijnheer de Voorzitter! Met al de communisten, zowel die lid van de partij zijn als die, welke door deze ontwikkeling uit de partij zijn getreden, wensen wij de strijd te voeren voor een communistische partij. Een partij, waarin de leden, na een grondige analyse, onderzoek en discussie, besluiten kunnen nemen. Slechts wanneer dit gebeurt, zo leerde Lenin, kan er discipline en eenheid in de partij bestaan en is ieder lid van de partij aan de besluiten gebonden.

En wij verklaren, dat, zodra dit weer in de Communistische Partij Neder-land geschiedt, wij ons aan de besluiten van de partij, inclusief wat het bezetten van de zetels in de openbare lichamen betreft, zullen onderwerpen.

Politiek verraad

De Voorzitter: Ik geef thans het woord aan de heer De Groot.

De heer De Groot: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb het woord gevraagd voor het afleggen van de volgende verklaring:

In verband met handelingen, die onze partij ernstige schade hebben berokkend, heeft het partijbestuur van de Communistische Partij van Nederland zijn vertrouwen in de heren Brandsen, Gortzak, Wagenaar en mevrouw Lips-Odinot opgezegd.

Het heeft hun verzocht hun zetels in deze Kamer ter beschikking te stellen. Deze zetels zijn na de verkiezingen van 1956 toegewezen aan de lijst, die als lijst van de Communistische Partij van Nederland geregistreerd staat in overeen-stemming met artikel G 1, hoofdstuk G, van de Kieswet.

De kiezers, die op deze lijst hun stem uitbrachten, deden dit in de overtuiging, dat degenen, die verkozen zouden worden, in de Tweede Kamer zouden optreden in overeenstemming met de politiek van de CPN en in de wetenschap, dat deze politiek wordt bepaald door de in de partij op democratische wijze gekozen organen.

Aangezien genoemde afgevaardigden met de politiek en de bestuursorganen van de Communistische Partij gebroken hebben, missen zij het recht nog langer hun zetels te bezetten. Zij missen eveneens het recht zich als afgevaardigden van de CPN uitte geven. Hun aanblijven is in strijd met de in het politieke bestel algemeen geldende regels. In de arbeidersbeweging wordt een dergelijke handelwijze als politiek verraad beschouwd. In verband hiermede maken genoemde afgevaardigden geen deel meer uit van de fractie van de CPN in deze Kamer.

Handelingen TK 1957/58, deel 1 p. 954 e.v.


Meer over

Literatuur

    • W. 
      Gortzak: Kluiven op een buitenbeen, Amsterdam 1967 p. 180 e.v.