Wetgevend Lichaam 1806-1810
Na het decreet van 5 juni 1806 en een tussen Frankrijk en de Bataafse Republiek gesloten verdrag werd het Koninkrijk Holland in het leven geroepen, met aan het hoofd koning Lodewijk Napoleon. Op grond van een grondwet werd wederom een Wetgevend Lichaam ingesteld, dat echter een vrij zwakke positie had en weinig vergaderde.
Dat parlement bestond uit 38 leden, die voor vijf jaar werden benoemd. De koning koos de leden uit een door de provincies opgemaakte nominatie van twee personen. Het Wetgevend Lichaam vergaderde in het voormalige Logement van Rotterdam aan het Plein in Den Haag.
In de Constitutie van 7 augustus 1806 werd vastgelegd dat wetten werden vastgesteld door koning en Wetgevend Lichaam gezamenlijk. Een verworpen wetsvoorstel kon opnieuw worden ingediend. De koning kon na toestemming echter ook wetten zonder het parlement vaststellen.
De departementen hadden een vast aantal afgevaardigden.
departement |
aantal |
---|---|
Holland |
17 |
Gelderland |
4 |
Brabant |
4 |
Friesland |
3 |
Overijssel |
3 |
Zeeland |
2 |
Groningen |
2 |
Utrecht |
2 |
Drenthe |
1 |
In 1808 kwamen er tevens drie afgevaardigden van Oost-Friesland.
Zittingsperiode
Ook dit Wetgevend Lichaam kende aanvankelijk twee zittingsperioden (15 april-1 juni en 15 november-15 januari). Later vergaderde het Wetgevend Lichaam alleen van 15 november tot 15 januari. De koning kon buitengewone zittingen uitschrijven.
Leden
Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van de leden.
Latere benoemingen
Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van de latere benoemingen.
Voorzitters
Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van de voorzitters.
Meer over