Het begrip 'zonder last en ruggespraak'

Soms duikt nog wel eens het begrip 'last en ruggespraak' op. Dat is een verouderd begrip, dat tot 1983 in de Grondwet stond. Waar kwam dat vandaan en wat staat er nu in de Grondwet?

Contentssopgave van deze pagina:


1.

Huidige artikel

In hoofdstuk III (over de Staten-Generaal) van de Grondwet van 1983, artikel 67, derde lid, staat:

 

"De leden stemmen zonder last."

Bij de Grondwetsherziening van 1983 werd overwogen dat 'zonder ruggespraak' ten onrechte de indruk wekte dat Kamerleden niet met hun achterban, partij of anderen mochten overleggen. 'Rugge(n)spraak' werd toen geschrapt.

Het begrip 'zonder last' werd wel gehandhaafd. Het betekent: zonder een bindend mandaat of met vrij mandaat. Ieder Kamerlid is vrij om te stemmen zoals hij zelf wil. Juridisch is binding aan bijvoorbeeld een regeerakkoord niet mogelijk. Dat geldt niet alleen voor tegenstanders in een fractie van zo'n akkoord, maar evenzeer voor degenen die vóór stemmen. Er kan wel sprake zijn van een politiek-morele binding.

2.

Herkomst

De herkomst van dit artikel gaat terug tot de Bataafse tijd. Al in 1805 stond in de Staatsregeling:

 

"De Leden der vergadering van Hunne Hoog Mogenden brengen hoofdelijk hunne stem uit, zonder eenigen last te ontvangen van, of ruggespraak te houden met hun Departement. Zij zijn wegens hun gedrag, in de Vergadering van Hun Hoog Mogenden gehouden, aan de Departementale Besturen geene verantwoording schuldig."

Ruggespraak komt overigens van het Duitse Rücksprache. Dat heeft weinig met 'rug' te maken, maar wel met 'terug' (teruggaan).

In 1848 werd in de Grondwetsherziening opgenomen:

 

"De leden dezer Kamer stemmen voor zich zelven, en zonder last van, of ruggespraak met de vergadering, door welke zij benoemd zijn."

Deze bepalingen waren een reactie op de staatkundige verhoudingen in de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën (tot 1795).

Die Republiek was een statenbond van zeven zelfstandige gewesten (provincies). De Staten-Generaal was de vergadering van de afgevaardigden van die zeven gewesten. Die afgevaardigden kregen een bepaalde opdracht (last) mee en zij moesten als bij stemmingen daarvan moest worden afgeweken, eerst overleggen (ruggespraak houden) met hun eigen gewest.

Sinds 1798 vertegenwoordigen parlementsleden het gehele Nederlandse volk. De woorden 'zonder last of ruggespraak' gaven daaraan uitdrukking.


Meer over