Parlementair onderzoek Lessen uit recente arbeidsmigratie

Op 29 september 2011 verscheen het eindrapport van de parlementaire commissie die onderzoek deed naar de recente arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa. De commissie concludeerde dat de toestroom van Poolse en andere Oost-Europese arbeidsmigranten is 'onderschat'. De commissie-Koopmans waarschuwde dat de nadelen van de arbeidsmigratie de boventoon kunnen gaan voeren als het kabinet 'de arbeidsmigratie niet in goede banen gaat leiden'.

De Tweede Kamer besprak op 29 februari 2012 de conclusies van de onderzoekscommissie. De Tweede Kamer nam op 6 maart moties aan waarin om betere regels in de EU werd gevraagd over informatie-uitwisseling tussen nationale socialezekerheidsinstellingen en over het eigenaren van malafide uitzendbureaus ontnemen van financiële voordelen van hun frauduleuze praktijken.

Contentssopgave van deze pagina:


1.

Voorgeschiedenis

Op 15 maart 2011 werd de onderzoekscommissie ingesteld met als voorzitter Ger Koopmans. Verantwoordelijk minister Kamp reageerde positief: "Goed dat de Tweede Kamer aandacht heeft voor de arbeidsmigratie uit de Midden- en Oost-Europese landen en de problemen die dit met zich mee brengt. Ik ben volop bezig om de vele maatregelen uit te voeren die het kabinet heeft aangekondigd in de brief van 14 april aan de Tweede Kamer."

Op 29 maart 2011 stemde de Tweede Kamer in met een voorstel van de vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om onderzoek. Doel van het onderzoek was om met de ervaringen van de arbeidsmigratie sinds 2004 uit Midden- en Oost Europa lessen te kunnen trekken voor toekomstige openstelling van de Nederlandse grenzen voor werknemers uit Zuidoost-Europa, als eerste de Bulgaren en Roemenen.

3.

Werkwijze

Het onderzoek werd in vier fasen verricht:

  • literatuuronderzoek, bronnenonderzoek, en gesprekken met experts om zicht te krijgen op de omvang van de problematiek (thema algemeen onderzoeksvragen);
  • beperkte aanvullende (internationale) gegevensverzameling naar de thema’s arbeidsmarkt en leefbaarheid;
  • werkbezoek en hoorzittingen met betrokkenen uit het veld;
  • conclusies en eventueel aanbevelingen opstellen.

4.

Onderzoeksvragen

Algemeen

  • In welke sectoren en regio’s zijn recente arbeidsmigranten werkzaam en om welke aantallen gaat het (gerelateerd aan totaal aantal werkzame personen per sector en regio)?
  • Hoe zal het aantal arbeidsmigranten zich naar verwachting ontwikkelen in de komende jaren?

Arbeidsmarkt

  • Wat zijn de pullfactoren van arbeidsmigranten om naar Nederland te komen en eventueel te blijven?
  • Waar heeft de Nederlandse arbeidsmarkt op termijn behoefte aan, mede in relatie tot het Nederlandse arbeidsaanbod? In hoeverre verschilt dit tussen sectoren en regio’s?
  • In hoeverre heeft recente arbeidsmigratie geleid tot problemen op de arbeidsmarkt en op het gebied van sociale zekerheid? Welke instrumenten zijn ingezet om deze problemen te voorkomen en tegen te gaan en wat is het effect van de inzet van deze instrumenten? Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken?

Leefbaarheid

  • In hoeverre heeft recente arbeidsmigratie geleid tot problemen op het gebied van huisvesting? Welke instrumenten zijn ingezet om deze problemen te voorkomen en tegen te gaan en wat is het effect van de inzet van deze instrumenten? Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken?
  • In hoeverre heeft recente arbeidsmigratie geleid tot problemen op het gebied van leefbaarheid? Welke instrumenten zijn ingezet om deze problemen te voorkomen en tegen te gaan en wat is het effect van de inzet van deze instrumenten? Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken?
  • In hoeverre heeft recente arbeidsmigratie geleid tot problemen op het gebied van integratie, onderwijs en taal? Welke instrumenten zijn ingezet om deze problemen te voorkomen en tegen te gaan en wat is het effect van de inzet van deze instrumenten? Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken?

5.

Aanbevelingen

Algemeen

  • De commissie gaat er van uit dat er in 2011 ten minste 200.000 arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa in Nederland zijn. Tijdelijke arbeidsmigranten zijn duidelijk oververtegenwoordigd in Noord-Brabant en Limburg en werken vooral in sectoren als de land- en tuinbouw en uitzendsector. Langdurige arbeidsmigranten zijn duidelijk oververtegenwoordigd in Noord- en Zuid-Holland en in sectoren als de bouw en het vervoer. In Rotterdam en Den Haag wonen in absolute aantallen de meeste arbeidsmigranten (beide meer dan 20.000). De omvang en het aantal arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa is destijds onderschat.
  • De verwachting is dat het aantal arbeidsmigranten zeker tot 2015 toe zal nemen. Hoeveel het precies zullen zijn is lastig te voorspellen. Dat is o.a. afhankelijk van het Nederlandse asielbeleid en de mogelijke toetreding van Roemenie en Bulgarije tot de Schengenzone. Het CPB verwacht in dat geval een forse instroom van Bulgaarse en Roemeense werknemers. Experts uit de landen zelf verwachten echter nauwelijks toestroom naar Nederland, zij schatten in dat de meeste Bulgaren en Roemenen al in 2007 (bij toetreding tot de EU) gemigreerd zijn. De commissie beveelt aan maatregelen te nemen zodat registratie plaatsvindt.

Arbeidsmarkt

  • De redenen van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa om hier te komen en eventueel te blijven zijn vooral economisch van aard. Nederland is vooral aantrekkelijk vanwege de beschikbaarheid van werk en de hoogte van het netto loon. Ook vestigen uitzendbureau's zich in de landen van herkomst en bieden totaalpakketten aan met vergoeding van o.a. reis en huisvesting. Inmiddels is al bijna 60 procent van arbeidsmigranten weer vertrokken.
  • Op korte termijn is er geen sprake van een extra vraag naar arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa of uit andere landen. De openstelling van de arbeidsmarkt voor Roemenie en Bulgarije en de toegenomen kans dat Oost- en Zuid-Europeanen werk gaan zoeken in Noord-Europa kan ertoe leiden dat ook op korte termijn het aantal arbeidsmigranten zal toenemen.

    Volgens het CBS daalt de potentiële beroepsbevolking tot 2040 met 800.000 mensen. Vooral in de gezondheidszorg zullen tot 2030 veel nieuwe banen ontstaan. In bijvoorbeeld de agrarische sector neemt het aantal banen juist af. Onduidelijk is of deze afname an het arbeidsaanbod op de lange termijn daadwerkelijk zal leiden tot extra vraag naar arbeidsmigranten. Zo kan het zijn dat de participatie van vrouwen toe gaat nemen en de productiviteit toeneemt door technologische ontwikkelingen.

  • De commissie vindt dat maatregelen tegen verdringen in sectoren als de bouw, transport en land- en tuinbouw nodig zijn. Zo moeten cao-partijen in een sector met veel arbeidsmigranten een autoriteit in stellen die de cao af kan dwingen. De commissie ondersteunt de maatregelen die het kabinet neemt om schijnzelfstandigheid te bestrijden. Ook is de commissie van mening dat malafide uitzendbureau's en uitbuiting moeten worden aangepakt.

Leefbaarheid

  • Er is kwalitatief en kwantitatief onvoldoende woningaanbod voor arbeidsmigranten. Dit komt doordat de toestroom is onderschat en er onvoldoende zicht is op het aantal arbeidsmigranten. Ook is het onduidelijk hoe de verantwoordelijkheden verdeeld zijn op dit vlak tussen werkgevers, woningcorporaties en gemeenten. De commissie stelt voor dat beheer en exploitatie van de woonruimte in handen moet komen van de woningcorporaties.
  • Overlast op macroniveau is beperkt, maar lokaal doen zich wel degelijk problemen voor. In sommige wijken in grote steden is er overlast, met name door overbewoning. Criminaliteitscijfers van verdachten in Nederland uit de Midden- en Oost-Europese landen zijn hoger dan van autochtonen en stijgt ten opzichte van vorige jaren. Criminaliteit gepleegd in Nederland door mensen uit Midden- en Oost-Europa is echter niet zo zeer toe te schrijven aan arbeidsmigranten, maar juist aan mensen die louter met een crimineel motief naar Nederland komen.

    Het kabinet wil EU-burgers die meerdere keren zijn veroordeeld voor een misdrijf ongewenst worden verklaard. Zij worden gedwongen Nederland te verlaten. De commissie beveelt aan om ... een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen onder de voorwaarde dat iemand terugkeert naar het eigen land. Hier is wijziging van het Wetboek van Strafvordering voor nodig. In België en Duitsland wordt al gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Criminelen krijgen bijvoorbeeld een straf opgelegd van drie maanden hechtenis en dan nog eens een halfjaar voorwaardelijk onder de voorwaarde dat zij zich niet meer laten zien. Als iemand op een later tijdstip - dat kan zijn na een aantal jaren - alsnog aangetroffen wordt in het desbetreffende land, moet hij alsnog die gevangenisstraf van een halfjaar uitzitten. Er wordt dus een duidelijke drempel opgeworpen om terug te keren naar Nederland.

  • Op sommige scholen waar veel kinderen van Midden- en Oost-Europeanen zitten, doen zich knelpunten voor. In het basisonderwijs hebben deze te maken met het kortdurende karakter van de bijzondere bekostiging ten aanzien van leerlingen uit Midden- en Oost-Europa. Het is onduidelijk of alle kinderen uit Midden- en Oost-Europa die in Nederland verblijven naar school gaan. In reactie op signalen van scholen over knelpunten verdubbelde het kabinet met ingang van 1 april 2009 de bijzondere bekostiging ten aanzien van leerlingen uit Midden- en Oost-Europa voor personeel en materiële instandhouding.

    In aanvulling hierop beveelt de commissie de duur van de regeling van de bijzondere bekostiging nader te bezien en de leerplichtambtenaar actief kinderen te laten opsporen in buurten waar veel kinderen uit Midden- en Oost-Europa wonen die onder de leerplicht vallen, recht hebben op onderwijs, maar hier geen gebruik van maken.


Meer over