Verdrag van Lissabon

Dit Europese verdrag voerde een aantal hervormingen door om de Europese Unie democratischer en beter bestuurbaar te maken nadat in 2004 en 2007 twaalf nieuwe landen lid zijn geworden van de Europese Unie. Het Verdrag van Lissabon is op 1 december 2009 in werking getreden.

Het Verdrag van Nice dat in 2001 werd gesloten, werd als ontoereikend gezien om de Unie slagvaardig te laten opereren. Daarop kwam het grondwettelijk verdrag tot stand. Dat strandde in 2005 in referenda in Frankrijk en Nederland. In 2006 werd begonnen met de onderhandelingen voor de opvolger van het grondwettelijk verdrag. In december 2007 ondertekenden de lidstaten in Lissabon dit verdrag.

Contentssopgave van deze pagina:


1.

Inhoudelijke veranderingen

Besluitvormingsprocedures en rechtsinstrumenten

Alle besluitvormingsprocedures zijn anders genoemd en in sommige gevallen aangepast. De medebeslissings- of codecisieprocedure is de gewone wetgevingsprocedure geworden. Alle andere procedures zijn een bijzondere wetgevingsprocedure die per verdragsartikel nader wordt uitgewerkt.

Er is een duidelijker onderscheid tussen wetgeving en uitvoeringsmaatregelen die daarvan worden afgeleid.

Europees Parlement

Op een aantal terreinen (o.a. asielbeleid, landbouwuitgaven, structuurfondsen, vervoersbeleid, een deel van de samenwerking op het gebied van justitie en politie, handel) is het Europees Parlement nu medewetgever, samen met de Raad van Ministers.

Het aantal leden van het Europees Parlement is vastgesteld op 750 plus voorzitter. Tot 2014 telde het parlement 754 leden. Nederland heeft nu 26 zetels (volgens de afspraken in het Verdrag van Nice ging Nederland van 31 naar 25 zetels, na de ratificatie van Lissabon kwam daar dus één zetel bij).

Het Europees Parlement krijgt medebeslissingsbevoegdheid over de benoeming van de voorzitter van Europese Commissie.

Europese Raad

De Europese Raad wordt officieel een instelling van de Europese Unie. De Europese Raad krijgt een vaste voorzitter, los van het roulerende voorzitterschap van de Europese Unie. De vaste voorzitter leidt de vergaderingen en stelt de agenda op, en hij vertegenwoordigt de Europese Raad in contacten met staatshoofden en regeringsleiders.

Raad van Ministers

Sinds 1 november 2014 is de berekening van gekwalificeerde meerderheden aangepast. Het is nu een combinatie van:

  • het totaal aantal lidstaten dat voor stemt, en
  • het aandeel van de bevolking die de lidstaten die voor stemmen vertegenwoordigen ten opzichte van het totaal aantal inwoners van de Europese Unie.

Standaard is een gekwalificeerde meerderheid 55% van de lidstaten en 65% van de bevolking. Bij voorstellen die niet door de Europese Commissie of de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid worden gedaan, is een gekwalificeerde meerderheid 72% van de lidstaten en 65% van de bevolking.

Op een aantal terreinen (o.a. immigratiebeleid, samenwerking in burgerlijk recht en strafrecht, structuurfondsen) wordt unanimiteit vervangen door stemmen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Europese Commissie

De post van Europese Commissaris voor buitenlands beleid komt te vervallen; de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt vicevoorzitter van de Europese Commissie.

Europese Unie

De EU krijgt rechtspersoonlijkheid. De EU kan hierdoor toetreden tot het Europees Verdrag van de rechten van mens, onder voorbehoud dat het de EU geen extra bevoegdheden verschaft.

Nationale parlementen

Nationale parlementen kunnen voortaan een 'gele' of 'oranje kaart' trekken als zij vinden dat voorgestelde Europese wetgeving beter op nationaal dan op Europees niveau geregeld kan worden: het principe van subsidiariteit.

Overig

Voor het eerst wordt expliciet vastgelegd dat Europees recht voorrang heeft boven nationaal recht. In de praktijk was dat al zo.

De mogelijkheden voor burgers en organisaties om bij het Hof van Justitie een zaak aan te spannen, worden verruimd.

Er komt een Europees Openbaar Ministerie (EOM). Dat beperkt zich tot zaken waar de financiële belangen van de Unie direct geschaad zijn.