1982: het 'crisiskabinet'-Lubbers
In november 1982 ging het eerste kabinet-Lubbers van start. Dat kabinet trad aan na een periode van anderhalf jaar van grote politieke instabiliteit. Het tweede kabinet-Van Agt van CDA, PvdA en D66 viel in mei 1982, nadat het eigenlijk nooit van de grond was gekomen door voortdurende tegenstellingen over het financiële beleid. In september 1982 waren er daarom vervroegde verkiezingen.
De economische en financiële problemen in het land stapelden zich inmiddels op. De overheidsfinanciën waren enorm uit de hand gelopen, de werkloosheid was in de naoorlogse periode nog nooit zo hoog geweest en de concurrentiepositie van het bedrijfsleven was sterk ondergraven. Ook in andere Europese landen waren er overigens grote economische problemen.
Het kabinet-Lubbers kondigde zichzelf aan als een 'no-nonsense'-kabinet dat drastisch orde op zaken zou stellen. Dat leverde een roerige periode op, vol acties van ambtenaren en werknemers. Lichtpunt was wel een in het najaar van 1982 door werknemers en werkgevers onder leiding van Wim Kok en Chris van Veen gesloten akkoord. Dat begunstigde het geleidelijke economisch herstel.
Contentssopgave van deze pagina:
Na de verkiezingen van mei 1981 ontstond een politiek impasse, die pas na nieuwe verkiezingen in september 1982 werd doorbroken. De verkiezingen van mei 1981 bezorgden de zittende coalitie van CDA en VVD een nederlaag. De coalitiepartijen gingen van 77 zetels terug naar 74. Winnaar was D66 (van acht naar zeventien). De grootste oppositiepartij, de PvdA, zag haar in 1977 behaalde winst vrijwel geheel verdwijnen (van 53 naar 44 zetels).
De enige werkbare regeringscombinatie was een kabinet van CDA, PvdA en D66. De verhoudingen tussen met name CDA en PvdA waren echter erg scherp. De PvdA verlangde een ander beleid dan het kabinet-Van Agt I had gevoerd, met name waar het ging om het scheppen van nieuwe banen. Bovendien vond de PvdA dat Dries van Agt geen premier kon worden van een kabinet met de PvdA. Ten slotte was plaatsing van 47 kruisraketten in Nederland, waartoe de NAVO in 1979 in principe had besloten, voor de PvdA onbespreekbaar.
Een lange, moeizame formatie resulteerde in september 1981 toch in een tweede kabinet-Van Agt van CDA, PvdA en D66. PvdA-leider Joop den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. D66-voorman Jan Terlouw werd eveneens vicepremier en minister van Economische Zaken. Nog voor het uitspreken van de regeringsverklaring was er al een crisis, maar die werd opgelost door de PvdA-economen De Galan en Halberstadt.
De plannen van Den Uyl om via een banenplan werk te scheppen, leverde al snel grote problemen op omdat de financiering ervan onmogelijk bleek. Minister Van der Stee van Financiën moest voortdurend nieuwe financiële tegenvallers melden en er ontstond een verwijdering tussen PvdA en D66 (en tussen Den Uyl en Terlouw).
Inmiddels kwam de PvdA begin 1982 in zwaar water nadat Den Uyl en zijn staatssecretaris Ien Dales in conflict waren gekomen met de vakbeweging over aanpassing van de Ziektewet. De PvdA leed een enorme nederlaag bij de Provinciale Statenverkiezingen van maart 1982. Niet lang daarna, in mei 1982, viel het kabinet, omdat de PvdA-ministers zich tegen verdere ombuigingen keerden.
Een minderheidskabinet van CDA en D66 (kabinet-Van Agt III) nam de zaken waar en schreef verkiezingen uit.
De staatsuitgaven waren in 1982 opgelopen naar 68,7 miljard gulden (in 1973 bedroegen de uitgaven 22,5 miljard gulden). De uitgaven werden voor 1983 bovendien 8,1 miljard hoger geraamd dan in 1982 was voorzien. Het financieringstekort liep in 1982 op naar 11,4 procent en voor 1983 werd een stijging voorspeld naar 11,9 procent.
Tussen 1980 en 1983 steeg verder de werkloosheid van 247.000 naar 690.000. Eén op de drie (niet-studerende) jongeren was werkloos. Jaarlijks verdwenen in de industrie circa 75.000 banen. Het aantal uitkeringsgerechtigden steeg uiteraard met het afnemen van de werkgelegenheid, waardoor de sociale zekerheid steeds meer geld vroeg.
De grenzen van de 'financierbaarheid' van de overheidsuitgaven kwamen in zicht. Begin 1982 had minister Van der Stee al een deel van de uitgaven op de begroting tijdelijk geblokkeerd.
Na de breuk in het tweede kabinet-Van Agt herstelde de PvdA zich. Bij de verkiezingen van 8 september kwam de partij onder leiding van Den Uyl zelfs als grootste uit de bus. De PvdA ging van 44 naar 47 zetels. Grote winnaar was de VVD onder leiding van de jeugdige Ed Nijpels (van 26 naar 36 zetels). D66 verloor fors (van 17 naar 6), reden voor Terlouw om het politieke leiderschap neer te leggen. Het CDA onder leiding van Dries van Agt leed een licht verlies (drie zetels). Verontrusting was er over de ene zetel die de extreem-rechtse Centrumpartij van Janmaat behaalde.
Omdat de PvdA de grootste partij was geworden, werd een PvdA'er, oud-minister Jos van Kemenade, tot informateur benoemd. Hij kwam na drie weken tot de conclusie dat een combinatie met de PvdA niet mogelijk was.
Als tweede informateur trad hierna Willem Scholten, vicepresident van de Raad van State, op. Hij stuurde aan op een coalitie van CDA en VVD. Twee werkgroepen uit de fracties van CDA en VVD, onder leiding van Van Aardenne (VVD) en Deetman (CDA), legden de basis voor hoofdlijnen van het regeerakkoord. Dat regeerakkoord was gedetailleerder dan eerder. Er stonden dan ook ingrijpende, pijnlijke maatregelen in, waaraan de fracties zich moesten binden.
Volkomen onverwacht maakte Dries van Agt op 13 oktober zijn vertrek bekend als premier en politiek leider bekend. Van Agt verklaarde zich niet in staat om nog eens vier jaar een kabinet te leiden. Hij droeg fractievoorzitter Ruud Lubbers als zijn opvolger voor. Van Agt had een voorkeur voor Jan de Koning, maar die bedankte voor de eer.
De oud-zakenman Ruud Lubbers (toen 43 jaar) was in november 1978 fractievoorzitter van het CDA geworden, na het plotselinge vertrek van Willem Aantjes. De KVP'er Lubbers had naam gemaakt als jonge minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl, maar zijn positie was allerminst onomstreden. Tijdens de mislukte formatie in 1977 van een tweede kabinet-Den Uyl werd niet hij, maar Andriessen voorgedragen als minister van Economische Zaken.
Tijdens het kabinet-Van Agt I had Lubbers bekwaam de eenheid in zijn fractie weten te bewaren en daarmee voorkomen dat het kabinet door de linkervleugel van het CDA ten val werd gebracht. Het kabinet overleefde crises over Zuid-Afrika, de kruisraketten en het financiële beleid. Bij het totstandkomen van het tweede kabinet-Van Agt speelde Lubbers een belangrijke rol als informateur (bemiddelaar) tussen CDA en PvdA.
Lubbers formeerde het kabinet, waarin Van Aardenne (vicepremier en minister van Economische Zaken) en Deetman (minister van Onderwijs en Wetenschappen) belangrijke posten kregen. Naast Lubbers waren de bankier Onno Ruding (CDA, Financiën), Jan de Koning (CDA, Sociale Zaken en Werkgelegenheid), Koos Rietkerk (VVD, Binnenlandse Zaken) en de jonge topambtenaar Elco Brinkman (CDA, Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) de belangrijkste ministers. Ook de staatssecretarissen Louw de Graaf (CDA, Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en Joop van der Reijden (WVC) zouden als verantwoordelijken voor de sociale zekerheid en de volksgezondheid een belangrijke rol gaan spelen.
De ministeries van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volksgezondheid en Milieuhygië werden opgeheven en daarvoor in de plaats kwam een ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Milieuhygiëne werd overgeheveld naar Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
In mei 1982 verliet Hans Wiegel de landelijke politiek om Commissaris van de Koningin in Friesland te worden. Hij wees - zonder de fractie daarin te kennen - de 32-jarige Ed Nijpels als zijn opvolger aan. Nijpels was pas sinds juni 1977 Tweede Kamerlid. De nieuwe leider werd in korte tijd populair, hetgeen bijdroeg aan de verkiezingsoverwinning van de liberalen.
Spoedig zouden er zich allerlei verwikkelingen voortdoen rond zijn persoon en rond de fractie. Het eerste incident was de benoeming van Charles Schwietert tot staatssecretaris van Defensie. De tv-journalist Schwietert loog over zijn opleiding en trad vanwege de commotie die dat veroorzaakte direct weer af.
Nadat Lubbers Van Agt was opgevolgd als politiek leider en minister-president koos de CDA-fractie de Groningse econoom Bert de Vries tot nieuwe fractievoorzitter. De Vries was in 1978 tussentijds Kamerlid geworden en werd een gedegen, maar ook wat saaie, woordvoerder sociaal-economische zaken en ambtenarenbeleid van de CDA-fractie. Als fractieleider ontpopte hij zich echter een uiterst loyale en effectieve steunpilaar van het kabinet. In 1983 zou hij korte metten maken met de dissidenten Scholten en Dijkman in zijn fractie.
De PvdA werd nog altijd geleid door oud-premier Joop den Uyl. Na de mislukte formatie van 1977 was hij teruggekeerd in de Kamerbankjes om de oppositie te leiden. Zijn moeizaam verlopen ministerschap op sociale zaken had zijn populariteit niet fundamenteel aangetast. Wel werd hij meer en meer gezien als iemand met starre, verouderde economische opvattingen. Hij had, zo vond bijvoorbeeld ook Terlouw, te weinig oog voor de structurele problemen van de Nederlandse economie. In de PvdA werd stilaan gedacht over zijn opvolging.
Terlouw keerde na de verkiezingsnederlaag niet terug in de Kamer en vertrok als politiek leider van D66. Hij droeg het stokje in eerste instantie over aan Laurens-Jan Brinkhorst, maar die aanvaardde in november 1982 een ambassadeursfunctie voor de EG in Japan. De kalme financieel specialist Maarten Engwirda werd de nieuwe D66-voorman.
Fractieleiders in het parlement waren verder Henk van Rossum (SGP), Fred van der Spek (PSP), Ina Brouwer (CPN), Ria Beckers (PPR), Meindert Leerling (RPF) en de eenlingen Gert Schutte (GPV), Cathy Ubels (EVP) en Hans Janmaat (CP).
"Dit kabinet staat voor een enorme opgave. Onze samenleving is in de winter terecht gekomen. Daarvoor moeten wij de ogen niet sluiten." Die woorden sprak premier Lubbers bij het afleggen van de regeringsverklaring.
Hij dreigde met een adempauze bij de lonen, en kondigde verder ombuigingen van f. 7 miljard per jaar (mits er loonmatiging zou zijn) aan. Het tekort diende te worden teruggebracht van bijna 12 procent naar 7,5 procent. Vooral het onderwijs zou fors moeten inleveren (1,65 procent extra korting op de lerarensalarissen). Ook ambtenaren en trendvolgers zouden er op achteruit gaan. Bovendien moest het aantal arbeidsplaatsen bij de overheid jaarlijks met ongeveer 7000 verminderen. Er werd een verhoging van tien procent aangekondigd van de tarieven in het openbaar vervoer. Gemeenten en provincies moesten eveneens fors inleveren.
Onder druk van de adempauze bereikten op 19 november de organisaties van werkgevers en werknemers in de Stichting van de Arbeid een akkoord over loonmatiging in ruil voor arbeidstijdverkorting. Dit 'Akkoord van Wassenaar' zou de basis leggen voor herstel van winsten en werkgelegenheid. Echt herstel zou er overigens pas na 1986 komen.
Voor het zover was, zouden stakingen (spoorwegen, ambtenaren) en demonstraties (studenten, onderwijzers) regelmatig voorkomen. De kabinetsperiode 1982-1986 werd één van de roerigste uit de naoorlogse periode.
Meer over