Kabinetscrisis 1981 en 1982
Op 12 mei 1982 kwam er een einde aan het acht maanden eerder gevormde tweede kabinet-Van Agt. De directe aanleiding van de kabinetscrisis was onenigheid over het financieel-economisch beleid. De coalitiepartijen wisten geen overeenstemming te bereiken over bezuinigingen en de financiering van het werkgelegenheidsbeleid. De PvdA-ministers stelden daarop hun portefeuilles ter beschikking.
Omdat D66 en CDA wel tot een compromis konden komen, besloten zij samen door te regeren in een interim-kabinet (Van Agt III) dat als voornaamste taak kreeg verkiezingen uit te schrijven.
Met de crisis kwam een einde aan een kabinet dat geen moment was toegekomen aan echt regeren. Nieuwe verkiezingen zouden de weg openen voor herstel van de regeringscombinatie CDA-VVD.
Contentssopgave van deze pagina:
De verkiezingen van 26 mei 1981 hadden een bijzondere uitkomst. De regeringscombinatie CDA-VVD verloor haar krappe meerderheid (van 77 naar 74 zetels). Bij de oppositiepartijen viel de enorme winst van D66 op (van zeven naar zeventien) en het verlies van de PvdA (negen zetels).
Na een moeizame formatie lukte het uiteindelijk in september om een kabinet te vormen van CDA, PvdA en D66. De drie kopstukken van die partijen namen er alle drie zitting in. Van Agt werd premier, Den Uyl en Terlouw vicepremiers. Den Uyl werd als minister van Sociale Zaken bovendien projectminister voor werkgelegenheid.
Nog voor het afleggen van de regeringsverklaring kwam het kabinet alweer weer ten val. Op 16 oktober ontstond een breuk vanwege een geschil over de financiering van het banenplan van minister Den Uyl. Dat geschil ontstond bij het opstellen van de regeringsverklaring.
Na een lijmpoging door de PvdA-economen De Galan en Halberstadt werd het geschil op 4 november opgelost en bleef het kabinet aan. Anders dan de PvdA aanvankelijk wilde, werd stijging van het financieringstekort niet toegestaan. De collectieve lasten zouden echter wel mogen stijgen door invoering van een zogenaamde solidariteitsheffing, waaruit het banenplan kon worden gefinancierd.
Begin jaren tachtig was er sprake van een grote werkloosheid (250.000 werklozen), alsmede van een steeds hoger financieringstekort (ruim 7%). Daarnaast had het in 1979 door de NAV0 genomen besluit om in West-Europa kruisraketten te stationeren (in reactie op een soortgelijke stap van het Oostblok) vooral in Nederland tot veel ongenoegen geleid.
Op 21 november 1981 werd in Amsterdam door 400.000 mensen gedemonstreerd tegen de plaatsing van kruisraketten. Het kabinet was ernstig verdeeld over dit vraagstuk, waarbij CDA en PvdA tegenover elkaar stonden. De PvdA-bewindslieden hadden eigenlijk willen meelopen in de demonstratie.
Op financieel-economisch gebied stond het kabinet voor de opdracht de overheidsfinanciën op orde te brengen en tegelijkertijd de werkloosheid terug te dringen. De PvdA vond dat er niet alleen bezuinigd mocht worden, maar dat er ook een actief werkgelegenheidsbeleid moest komen.
In februari 1982 besloten Den Uyl en staatssecretaris Dales wel dat zou worden bezuinigd op de (bovenwettelijke) uitgaven voor de Ziektewet. De vakbeweging (en veel PvdA-kiezers) reageerden hierop furieus.
Vooral ten gevolge van deze plannen en door de onvrede over het kernwapenbeleid verliepen de op 24 maart 1982 gehouden Provinciale Statenverkiezingen voor de PvdA dramatisch. De partij verloor bijna acht procent ten opzichte van 1981. Ook D66 ging achteruit (bijna drie procent). Oppositiepartij VVD won daarentegen enorm (bijna vijf procent) en werd zelfs voor het eerst de tweede partij van het land.
De verkiezingsnederlaag deed de bereidheid van de PvdA om compromissen te sluiten verder afnemen. Daarmee kwam die partij niet alleen tegenover het CDA te staan, maar ook tegenover de vroegere bondgenoot D66.
In april vergaderde het kabinet over de voorjaarsnota (waarin bijstellingen van de lopende begroting staan). Na veel moeite wist het kabinet op 9 april (Goede Vrijdag) overeenstemming te bereiken over bezuinigingen van in totaal f 3,1 miljard in 1982 en f 8 miljard in 1983.
Daarmee waren de problemen evenwel nog niet opgelost. Enkele weken later werd in het kabinet gediscussieerd over de verdeling van de bezuinigingen. Daar kwam bij dat de Ziektewetplannen niet op voldoende steun konden rekenen en op verzoek van Den Uyl het Kamerdebat daarover was opgeschort.
Uiteindelijk nam het kabinet op 11 mei een beslissing over de bezuinigingen. Er werden afspraken gemaakt over de verdeling van de bezuinigingen over de departementen in 1983. Hiermee was een bedrag gemoeid van f 2,1 miljard. Voor het werkgelegenheidsbeleid werd f 200 miljoen extra vrijgemaakt.
Verder zou er voor het bedrijfsleven een extra lastenverlichting van f 500 miljoen komen, naast f 500 miljoen waartoe al eerder was besloten.
De PvdA-ministers hadden bezwaren tegen enkele onderdelen van dit besluit. Zij vonden dat er meer geld beschikbaar moest komen voor het werkgelegenheidsbeleid en dat er meer op defensie moest worden bezuinigd.
Na het besluit van de PvdA-bewindslieden stelden op 12 mei ook de D66-bewindslieden hun portefeuilles ter beschikking. Pas in de avond van die twaalfde mei zagen de CDA-bewindslieden hierin aanleiding om hetzelfde te doen. Over de crisis werd een dag later door de Tweede Kamer gedebatteerd.
Nadat de CDA'er Piet Steenkamp tijdens een korte informatieperiode had geconstateerd dat een lijmpoging zinloos was, werd Van Agt tot formateur van een interim-kabinet benoemd.
Aangezien CDA en D66 wel hadden ingestemd met de voorstellen, besloten zij gezamenlijk door te regeren. In de D66-fractie stemden vier leden hier tegen. Het kabinet kreeg als hoofdtaak het uitschrijven van vervroegde Tweede Kamerverkiezingen in september. De opengevallen posten in de ministersploeg werden aangevuld door enkele staatssecretarissen van het CDA en door twee nieuwkomers van D66, Rood en Nypels. Van Agt zelf nam Buitenlandse Zaken erbij.
De Tweede Kamer verwierp aan het einde van het debat over de regeringsverklaring (8 en 9 juni 1982) een motie-Bakker waarin het optreden van het kabinet-Van Agt III werd afgekeurd. De fracties van PvdA, PPR, CPN en PSP stemden vóór.
De verkiezingen van 6 september leverden, naast herstel voor de PvdA, grote winst voor de VVD (tien zetels) op. D66 verloor de winst die het in 1981 had gehaald weer geheel (van zeventien naar zes zetels).
Na een niet uitzonderlijke lange formatie werd een kabinet-Lubbers gevormd van CDA en VVD. Dat kabinet ging een krachtig financieel herstelbeleid voeren, waarbij drastisch zou worden bezuinigd.
Meer over