De komst van het referendum en de angst voor het volk
Ronald van Raak
Wat was ik boos op Kajsa Ollongren, op 15 februari 2018, de dag dat de D66-minister in de Tweede Kamer het raadgevend referendum afgeschafte. Voor mij was dit referendum een opstapje naar een bindend referendum, waarmee de mensen de politiek kunnen corrigeren als in het parlement wetten worden aangenomen die de kiezers niet willen. Tweeënhalf jaar later is de situatie helemaal anders. Vorige week verdedigde ik in de Tweede Kamer alsnog het bindend referendum, een wet waarvoor ik als Kamerlid het initiatief heb genomen. Naast mij in ‘vak K’ zat minister Ollongren, namens de regering. Dezelfde minister die kort geleden het raadgevend referendum afschafte had nu weinig bezwaar tegen het bindend referendum. Waar in het verleden de debatten over referenda bijzonder fel waren verliep deze discussie vrij gemoedelijk. Bij de stemmingen dinsdag verwacht ik brede steun.
Ik heb mezelf afgevraagd het tij zo snel kon keren. Graag had ik hier geschreven dat het allemaal door mij komt, maar de feiten spreken dat tegen. In november 2017 heb ik in de Tweede Kamer dezelfde wet verdedigd en toen was die kansloos. Dezelfde minister die naast me zat was toen fel tegen de wet en in de Kamer was geen meerderheid te vinden. Een paar maanden na de afschaffing van het raadgevend referendum kwam in juni 2018 een staatscommissie onder leiding van Johan Remkes geheel onverwacht met het voorstel om alsnog een bindend referendum in te voeren. In het eindrapport in december 2018 werd verwezen naar de wet die ik een jaar eerder in de Kamer nog vergeefs had verdedigd. Ik besloot gebruikt te maken van de nieuwe wind en heb toen direct mijn wet voor een bindend referendum opnieuw ingediend. In de hoop dat wederom een discussie zou ontstaan.
Dit kan de grootste democratisering worden sinds de invoering van het algemeen kiesrecht
Het referendum was ooit vooral populair bij hoger opgeleide en politiek betrokken burgers, die meer individuele invloed wilden op de politieke besluitvorming. Na de korte ervaringen met het raadgevend referendum werd het middel ontdekt door andere groepen mensen, vooral door kiezers die lager zijn opgeleid en weinig vertrouwen hebben in de politiek. Mensen die niet de hele dag met de Haagse politiek bezig zijn, maar wél een middel willen om de politici te corrigeren als zij dat nodig vinden. In korte tijd kreeg de discussie over het referendum een heel ander karakter. Lange tijd hadden politici zich verzet tegen het referendum omdat zij meenden dat dit in strijd zou zijn met onze parlementaire democratie. Nu bleek het referendum juist een middel om het parlementaire stelsel te versterken en het vertrouwen in de democratie te herstellen. De nieuwe discussie leidde tot een andere uitkomst.
PvdA en GroenLinks, D66 en ChristenUnie, partijen die tweeënhalf jaar geleden nog tégen waren, lijken komende dinsdag vóór het bindend referendum te stemmen. Daarmee tekent zich nu een brede meerderheid af. Alleen VVD, CDA en SGP zijn nog principieel tégen. Die brede steun is nodig omdat voor invoering van dit bindend referendum ook een wijziging nodig is van de Grondwet. Dat betekent dat na de verkiezingen de wet opnieuw moet worden behandeld en dan de steun nodig heeft van tweederde van het parlement. Een aantal partijen heeft vorige week gebruik gemaakt van de mogelijkheid om flinke ‘drempels’ op te werpen voor het houden van een referendum. D66 wil voorkomen dat referenda kunnen worden gehouden over Europese verdragen. De ChristenUnie heeft een ‘uitkomstdrempel’ vastgelegd, zodat een flinke opkomst nodig is om een wet daadwerkelijk van tafel te halen.
In het Kamerdebat heb ik me tégen deze voorstellen uitgesproken, maar ik vrees dat die het dinsdag tóch zullen halen. Voor veel politici zijn hoge drempels nodig om te voorkomen dat het referendum door mensen ‘gemakkelijk’ zal worden gebruikt. Ik zie hoge drempels vooral als een uiting van angst voor het volk. Maar goed, ook met deze drempels zetten we een grote stap op weg naar een referendum. Dit kan de grootste democratisering worden sinds de invoering van het algemeen kiesrecht. Als de kiezers VVD, CDA en SGP na de verkiezingen van maart niet al te groot maken zit die tweederde meerderheid er straks ook in. Als ik terugkijk naar de afgelopen jaren lijkt de afschaffing van het raadgevend referendum tóch zinvol geweest. Het lijkt erop dat de afschaffing van dit oefenreferendum voor veel partijen alsnog de weg heeft vrijgemaakt om steun te geven aan dit écht bindende referendum.
Steun de actie voor een bindend referendum!