Parlementaire zelfreflectie 2007-2009

In 2007 werd in de Tweede Kamer1 een discussie gestart over het eigen functioneren. Die discussie werd vormgegeven door een stuurgroep, die gesprekken voerde met deskundigen en in 2009 een conferentie belegde.

Op 17 november 2009 presenteerde Tweede Kamervoorzitter Verbeet2 de publieksversie van het rapport 'Vertrouwen en zelfvertrouwen', de resultaten van de conferentie.

Inhoud


1.

Voorgeschiedenis

Tijdens het debat op 2 juni 2007 over de Raming 2008 is door Jan Schinkelshoek3 cum suis een motie ingediend die voorstelde om te komen tot een 'parlementaire zelfreflectie'.

De positie, de reputatie en de werkwijze van de Tweede Kamer vormden al langere tijd onderwerp van publiek debat. Er werd een stuurgroep ingesteld, die een parlementair antwoord op het publieke debat moest formuleren en die de parlementaire discussie vorm moest geven.

Aanbevelingen van de stuurgroep moeten uiteindelijk gevolgen hebben voor werkwijze, organisatie en financiën van de Tweede Kamer.

3.

Onderzoek

De stuurgroep verrichtte aan de hand van vier vragen haar werkzaamheden. Door een motie die op 1 juli 2008 door Kamerleden Wijnand Duyvendak5 en Paul Kalma6 is ingediend werd daar een vijfde vraag aan toegevoegd. De vragen zijn als volgt:

  • is er een groeiende informatie- en kennisachterstand van Kamerleden op (departements)ambtenaren en, zo ja, is dit een probleem?
  • houden Kamerleden zich op het juiste moment met de relevante onderwerpen bezig of is er sprake van incidentenpolitiek?
  • in hoeverre is een korter wordende zittingsduur van Kamerleden (hoge omloopsnelheid) een probleem?
  • is er sprake van een verschuiving van de aandacht van de Kamer van medewetgever en controleur naar medebestuurder, gepaard gaande met onvoldoende aandacht van de Kamer voor de uitvoerbaarheid van beleidsvernieuwingen?
  • vormen regeerakkoorden/coalitieakkoorden een probleem vanuit het oogpunt van een dualistische verhouding tussen regering en parlement?

4.

Conclusies en aanbevelingen

De stuurgroep concludeerde dat de Tweede Kamer zich te veel concentreert op de wetgeving en te weinig aandacht heeft voor de uitvoering. Er werd daarom aanbevolen om een uitvoeringstoets in te voeren die de uitvoerbaarheid van wetsvoorstellen vooraf zou moeten toetsen. Ook zou de Tweede Kamer regelmatig uitvoeringsonderzoeken moeten laten verrichten door parlementaire onderzoekscommissies.

Discussies over incidenten zijn geoorloofd mits de Kamer in de staat is daarmee de kern van het beleid te raken. Het strategisch karakter van het agenderen van een politiek vraagstuk moest zichtbaarder worden. De stuurgroep deed de voorzichtige aanbeveling dat spoeddebatten selectiever aan te wenden. De 'dertigledenregel' (dertig leden kunnen een onderwerp agenderen) zou onderwerp van discussie moeten worden.

De Tweede Kamer heeft een tekort aan capaciteit en vermogen om informatie te filteren, te categoriseren, te wegen en om te zetten in nuttige kennis. De stuurgroep beveelt aan om een eigen onderzoeksagenda te ontwikkelen om zo minder afhankelijk te zijn van de informatie die van de departementen komt. Kamerleden hebben hiervoor een betere ambtelijke, persoonlijke en facilitaire ondersteuning nodig.

Er moet meer gebruik worden gemaakt van de kennis van adviesraden en planbureaus.


Meer over


  • 1. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 2. 
    Amsterdamse sociaaldemocrate uit een onderwijsgezin. Was zelf ook enige tijd lerares, maar koos uiteindelijk voor een politiek-ambtelijke carrière. Zo organiseerde zij campagnes voor de overheid gericht op vergroting van het aantal vrouwen in leidinggevende functies in het onderwijs. Later was zij politiek adviseur van staatssecretaris Netelenbos en van PvdA-fractievoorzitter Melkert. In 2001 werd zij lid van de Tweede Kamer waar zij zich onder meer bezighield met ouderenbeleid en sportbeleid. Tijdens haar in december 2006 aangevangen Kamervoorzitterschap zette zij zich in voor het verkleinen van de kloof tussen Kamer en kiezers, waarbij haar onderwijservaring goed te pas kwam. Een zekere coulance tegenover Kamerleden die de grenzen van het betamelijke opzochten, leidde soms tot kritiek. Haar ontspannen en representatieve houding zorgden er evenwel voor dat waardering de overhand kreeg.
     
  • 3. 
    Jan Schinkelshoek (1953) was van 30 november 2006 tot 17 juni 2010 Tweede Kamerlid van het CDA. Hij was eerder parlementair journalist, voorlichter van het CDA, directeur voorlichting van het ministerie van Justitie, hoofdredacteur van de 'Haagsche Courant' en directeur communicatie van de Rabobank. Sinds 2010 is hij zelfstandig communicatieadviseur. De heer Schinkelshoek was als Kamerlid onder meer woordvoerder binnenlands bestuur en initiatiefnemer voor de 'parlementaire zelfreflectie'. Tevens was hij ondervoorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie financieel stelsel.
     
  • 4. 
    Esther Ouwehand (1976) is sinds 30 november 2006 lid van de Tweede Kamerfractie van de PvdD (Partij voor de Dieren) en sinds 9 oktober 2019 fractievoorzitter en partijleider (trad als zodanig op 24 september 2023 tijdelijk terug). Mevrouw Ouwehand verving eerder van 11 oktober 2018 tot 31 januari 2019 Marianne Thieme als fractievoorzitter en nam ook in januari-mei 2012 het fractievoorzitterschap al even waar. Mevrouw Ouwehand was eerder medewerker op het partijbureau van de Partij van de Dieren. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 was zij opnieuw lijsttrekker van haar partij.
     
  • 5. 
    Uit het actiewezen afkomstig GroenLinks-Tweede Kamerlid, dat juist vanwege dat actieverleden in 2008 voortijdig de politiek moest verlaten. Kwam in de Kamer na directeur van de Vereniging Milieudefensie te zijn geweest. Kreeg vooral bekendheid als campagneleider tegen geluidhinder door en uitbreiding van Schiphol. In de Tweede Kamer hield hij zich onder meer bezig met milieu- en klimaatbeleid, energiebeleid, ruimtelijke ordening, verkeer en bestuurlijke vernieuwing. Was betrokken bij initiatiefvoorstellen over het referendum en schreef een nota over het wandelbeleid.
     
  • 6. 
    Voormalig directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, die vier jaar Tweede Kamerlid was. Woordvoerder op het gebied van staatsrechtelijke en bestuurlijke vernieuwing, grondwetsaangelegenheden, maatschappelijk verantwoord ondernemen, medezeggenschap, corporate governance en topinkomens in de publieke en semipublieke sector. Medeverdediger van twee initiatiefvoorstellen over het referendum. Enkele keren dissident in zijn fractie. Zijn overstap van wetenschap naar politiek verliep mede daardoor niet in alle opzichten gelukkig.
     
  • 7. 
    In vergelijking met de Eerste Kamer heeft de Tweede Kamer meer rechten en bevoegdheden. De belangrijkste taken zijn medewetgeving en controle. Bij de wetgeving is er met het recht van initiatief en het recht van amendement een sterkere positie dan de Eerste Kamer heeft. Via moties kan invloed worden uitgeoefend op regeringsbeleid. De Tweede Kamer kan een kabinet of bewindspersoon tot aftreden dwingen door het opzeggen van het vertrouwen. De Tweede Kamer heeft ook het recht van onderzoek.