Kabinet-Van Agt I (1977-1981)

Dit kabinet van CDA1 en VVD2 kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA3 bij de verkiezingen van 19774 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt5 premier.

Het kabinet had slechts een geringe meerderheid in de Tweede Kamer en had te maken met veel oppositie. Ook een deel van de CDA-fractie (de 'loyalisten6') was kritisch. Een crisis bleef echter uit. Wel waren er enkele 'bijna-crises' . Daarnaast kreeg het kabinet te maken met grote financieel-economische problemen en oplopende werkloosheid.

Het eerste kabinet-Van Agt trad op 19 december 1977 aan als opvolger van het kabinet-Den Uyl7. Het zat zijn volledige termijn uit en werd na bijna vier jaar opgevolgd door het tweede kabinet-Van Agt8.

Inhoud


1.

Formatie, regeerakkoord en regeringsverklaring

Formatie

De kabinetsformatie uit 1977 was de tot dan langdurigste uit de geschiedenis. Ruim een half jaar (208 dagen) werd gepoogd een kabinet van PvdA3, CDA1 en D669 te vormen ('het tweede kabinet-Den Uyl'), maar het wederzijdse wantrouwen tussen PvdA en CDA verhinderde dat. De PvdA wilde de verkiezingswinst 'vertaald' zien, het CDA wilde gelijkwaardigheid in het kabinet. Na de mislukking slaagden CDA en VVD2 er, onder leiding van informateur Van der Grinten10, in betrekkelijk korte tijd (ongeveer een maand) in om een kabinet te vormen.

 

Regeerakkoord en regeringsverklaring

Op 30 november 1977 kwamen CDA en VVD een ontwerp-regeerakkoord11 overeen. Op 16 januari 1978 legde CDA-leider Dries van Agt als nieuwe premier regeringsverklaring af.

2.

Data en zittingsduur

datum

wat

tot en met

dagen

19 december 1977

Beëdiging12 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet

25 mei 1981

1253

26 mei 1981

Ontslag gevraagd, kabinet demissionair13

10 september 1981

108

 

Totale zittingsduur14 kabinet

 

1361

3.

Samenstelling kabinet

Minister-president
Mr. A.A.M. van Agt (CDA)

Viceminister-president
H. Wiegel (VVD)

Algemene Zaken
minister: Mr. A.A.M. van Agt (CDA)

Buitenlandse Zaken
minister: Dr. Ch.A. van der Klaauw (VVD)
staatssecretaris: Drs. D.F. van der Mei (CDA) (28 december 1977 - 11 september 1981)

minister voor Ontwikkelingssamenwerking
minister: Drs. J. de Koning (CDA)

Justitie
minister: Mr. J. de Ruiter (CDA)
staatssecretaris: Mr. E.A. Haars (CDA) (28 december 1977 - 11 september 1981)

Binnenlandse Zaken
minister: H. Wiegel (VVD)
staatssecretaris: Mr. H.E. Koning (VVD) (28 december 1977 - 11 september 1981)

Onderwijs en Wetenschappen
minister: Dr. A. Pais (VVD)
staatssecretaris: Drs. K. de Jong (CDA) (4 januari 1978 - 11 september 1981)
staatssecretaris: A.J. Hermes (CDA) (9 januari 1978 - 9 september 1981)

minister voor Wetenschapsbeleid
minister: Drs. M.W.J.M. Peijnenburg (CDA) (19 december 1977 - 1 april 1979)
minister a.i.: Dr. L. Ginjaar (VVD) (2 april 1979 - 3 mei 1979)
minister: Dr. A.A.Th.M. van Trier (CDA) (3 mei 1979 - 11 september 1981)

Financiën
minister: Mr. F.H.J.J. Andriessen (CDA) (19 december 1977 - 22 februari 1980)
minister a.i.: Drs. G.M.V. van Aardenne (VVD) (22 februari 1980 - 5 maart 1980)
minister: Mr. A.P.J.M.M. van der Stee (CDA) (5 maart 1980 - 11 september 1981)
staatssecretaris: Mr. A. Nooteboom (CDA) (28 december 1977 - 22 februari 1980)
staatssecretaris: Drs. M.J.J. van Amelsvoort (CDA) (16 april 1980 - 11 september 1981)

Defensie
minister: Dr. R.J.H. Kruisinga (CDA) (19 december 1977 - 4 maart 1978)
minister a.i.: Drs. J. de Koning (CDA) (4 maart 1978 - 8 maart 1978)
minister: Mr. W. Scholten (CDA) (8 maart 1978 - 25 augustus 1980)
minister: Drs. P.B.R. de Geus (CDA) (25 augustus 1980 - 11 september 1981)
staatssecretaris: C.L.J. van Lent (CDA) (28 december 1977 - 11 september 1981)
staatssecretaris: Dr. W.F. van Eekelen (VVD) (20 januari 1978 - 11 september 1981)

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
minister: Jhr.Drs. P.A.C. Beelaerts van Blokland (CDA) (19 december 1977 - 1 september 1981)
minister: Ir. D.S. Tuijnman (VVD) (1 september 1981 - 11 september 1981)
staatssecretaris: Mr. G.Ph. Brokx (CDA) (28 december 1977 - 11 september 1981)

Verkeer en Waterstaat
minister: Ir. D.S. Tuijnman (VVD)
staatssecretaris: Drs. N. Smit-Kroes (VVD) (28 december 1977 - 11 september 1981)

Economische Zaken
minister: Drs. G.M.V. van Aardenne (VVD)
staatssecretaris: Th.M. Hazekamp (CDA) (28 december 1977 - 11 september 1981)
staatssecretaris: Mr. K.H. Beyen (VVD) (9 januari 1978 - 11 september 1981)

Landbouw en Visserij
minister: Mr. A.P.J.M.M. van der Stee (CDA) (19 december 1977 - 5 maart 1980)
minister: Ir. G.J.M. Braks (CDA) (5 maart 1980 - 11 september 1981)

Sociale Zaken
minister: Dr. W. Albeda (CDA)
staatssecretaris: L. de Graaf (CDA) (28 december 1977 - 11 september 1981)

Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
minister: M.H.M.F. Gardeniers-Berendsen (CDA)
staatssecretaris: J.G. Kraaijeveld-Wouters (CDA) (28 december 1977 - 9 september 1981)
staatssecretaris: G.Ch. Wallis de Vries (VVD) (4 januari 1978 - 11 september 1981)

Volksgezondheid en Milieuhygiëne
minister: Dr. L. Ginjaar (VVD)
staatssecretaris: E. Veder-Smit (VVD) (3 januari 1978 - 11 september 1981)

Belast met coördinatie van aangelegenheden de Nederlandse Antillen betreffend en met de zorg voor aan de Nederlandse Antillen te verlenen hulp en bijstand
minister: Mr. A.P.J.M.M. van der Stee (CDA)

4.

Wijzigingen in de samenstelling van het kabinet

Vijf keer trad er tijdens deze kabinetsperiode tussentijds een nieuw bewindspersoon aan. Vier keer betrof het een minister, één keer een staatssecretaris.

  • Kruisinga werd opgevolgd door Scholten als minister van Defensie

    In maart 1978 stapte minister Kruisinga van Defensie op, omdat hij vond dat het kabinet krachtiger stelling moest nemen tegen het Amerikaanse voornemen om een Neutronenbom te gaan produceren. Zijn opvolger, Scholten, was lid van de Raad van State. Meer over het vertrek van Kruisinga.

  • Peijnenburg werd opgevolgd door Van Trier op als minister voor Wetenschapsbeleid

    In april 1979 overleed minister Peijnenburg van Wetenschapsbeleid. De Eindhovense hoogleraar Van Trier volgde hem op.

  • Andriessen werd opgevolgd door Van der Stee als minister van Financiën

    Minister Andriessen trad in februari 1980 af, omdat hij vond dat er een krachtiger bezuinigingsbeleid moest worden gevoerd. Zijn opvolger was minister Van der Stee van Landbouw. Meer over het aftreden van Andriessen.

  • Nooteboom werd opgevolgd door Van Amelsvoort als staatssecretaris van Financiën

    Staatssecretaris Nooteboom verklaarde zich solidair met minister Andriessen en stapte tegelijk met hem op. Nootebooms opvolger was het CDA-Tweede Kamerlid Van Amelsvoort.

  • Van der Stee werd opgevolgd door Braks als minister van Landbouw en Visserij

    Toen minister Van der Stee minister van Financiën werd, volgde Braks hem op als minister van Landbouw en Visserij.

  • Scholten werd opgevolgd door De Geus als minister van Defensie

    Het kabinet benoemde in augustus 1980 minister Scholten tot vicepresident van de Raad van State. Topambtenaar De Geus van het ministerie van Defensie volgde hem op.

  • Beelaerts van Blokland werd opgevolgd door Tuijnman als Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

    Per 1 september 1981 trad minister Beelaerts van Blokland aan als nieuwe burgemeester van Apeldoorn. Zijn opvolger als minister was de VVD'er Tuijnman.

5.

Zetelverdeling in parlement en kabinet

De regeringspartijen konden in zowel de Tweede als Eerste Kamer rekenen op een kleine meerderheid. De verhoudingen in de Eerste Kamer veranderden als gevolg van de Eerste Kamerverkiezingen van 1980 en 1981. De zetelverdeling in de Tweede Kamer wijzigde gedurende de kabinetsperiode niet.

 
 

CDA

VVD

totaal

Kabinet: ministers / (staatssecretarissen)

10/(10)

6/(6)

16/(16)

Tweede Kamer op 19 december 1977

49

28

77 (51,3%)

Eerste Kamer tot 16 september 1980

24

15

39 (52%)

Eerste Kamer van 16 september 1980 tot 10 juni 1981

27

13

40 (53,3%)

Eerste Kamer vanaf 10 juni 1981

28

12

40 (53,3%)

6.

Financieel-economisch beleid

Het kabinet-Van Agt I slaagde er niet in de economische naweeën van zowel de oliecrisis van 1973 als van het beleid van het kabinet-Den Uyl7 het hoofd te bieden. In 1979 kwam daar een tweede oliecrisis bovenop. Vooral nadat minister Andriessen15 (Financiën) in 1980 bakzeil had gehaald met zijn verdere bezuinigingsplannen, ontspoorde het beleid en werd het kabinet één van de slechts presenteerde kabinetten in de periode 1971-2007.

8.

Beleid per departement

Buitenlandse Zaken17

  • Urenco-affaire

    In 1978 ontstond ophef over de levering van verrijkt uranium aan Brazilië. Dit bleek afkomstig van de Nederlandse opwerkingsfabriek van Urenco in Almelo. De levering was omstreden, omdat Brazilië het verdrag tegen verspreiding van kernwapens niet had getekend. Op 4 maart 1978 demonstreerden ca. 50.000 mensen in Almelo.

  • RSV-Onderzeeërs Taiwan

    Het kabinet stemde in 1980 in met levering door RSV van onderzeeërs aan Taiwan. Dit veroorzaakt verstoring van de verhoudingen met China, dat Taiwan als een opstandige provincie beschouwde. De Tweede Kamer ging schoorvoetend akkoord met de levering.

Justitie18

  • Migratie- en Asielbeleid

    Er ontstonden problemen rond groepen buitenlandse werknemers (met name Christelijke Turken) die met uitzetting werden bedreigd. Staatssecretaris Haars voerde een streng asielbeleid.

Binnenlandse Zaken19

  • Instelling Nationale Ombudsman

    Het kabinet stelde de Nationale Ombudsman in. In 1980 koos de Tweede Kamer Jaap Rang20 als eerste Nationale Ombudsman.

Onderwijs en Wetenschappen21

  • Invoering basisonderwijs

    In 1981 kwam de Wet op het basisonderwijs tot stand; kleuter- en lagere scholen werden samengevoegd.

  • Invoering tweefasestructuur

    Voor het hoger onderwijs voerde het kabinet in 1981 de tweefasestructuur in.

Financiën22

  • Nota Bestek'81

    In 1978 bracht het kabinet de Nota Bestek'8123 uit, waarin ombuigingen werden aangekondigd. Toen het kabinet in 1980 extra bezuinigingen afwees, trad minister Andriessen van Financiën af.

  • Europees Monetair Stelsel

    In 1979 kwam het Europees Monetair Stelsel tot stand, een vast systeem van wisselkoersen tussen de landen van de Europese Gemeenschap.

Defensie24

  • Vredesmissie Libanon

    Nederlandse militairen namen deel aan een VN-vredesmissie in Libanon.

Verkeer en Waterstaat25

  • Invoering Nationale Strippenkaart

    De Nationale strippenkaart werd ingevoerd.

  • Aanleg spoorwegen

    Er werd besloten tot aanleg van de Almere-spoorlijn van Weesp, via Almere naar Lelystad. Na protesten van de natuurbeweging besloot minister Zeevalking in 1981 om het tracé zo te verleggen dat het niet dwars door de Oostvaardersplassen zou lopen.

Volksgezondheid en Milieuhygiëne26

  • Abortuswetgeving

    Het kabinet slaagde er in 1981 een nieuwe regeling voor zwangerschapsafbreking (abortus provocatus) tot stand te brengen. In beide Kamers werd een wetsvoorstel van de ministers De Ruiter en Ginjaar met één stem meerderheid aangenomen. In een noodsituatie werd abortus toegestaan, mits er een zorgvuldige afweging en vijf dagen bedenktijd aan vooraf waren gegaan.

  • Milieuwetgeving

    Er kwamen diverse milieuwetten tot stand, zoals de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne, de Wet geluidhinder en een herziene Hinderwet.

9.

Bijzonderheden

Troonswisseling

Op 30 april 1980 vond de regeringswisseling tussen Koningin Juliana27 en Prinses Beatrix28 plaats. Rond die plechtigheid vonden in Amsterdam ernstige krakersrellen plaats onder de leuze 'Geen woning, geen kroning'.

Controversiële sportevenementen

In 1978 werd het WK-voetbal gehouden in Argentinië, op dat moment geregeerd door een militair bewind. De Nederlandse deelname aan het toernooi was omstreden. Ondanks oproepen om het WK te boycotten nam het Nederlands elftal uiteindelijk toch deel.

Ook rond de Olympische Spelen van 1980 in Moskou ontstond ophef. Naar aanleiding van de invasie van Afghanistan door de Sovjet-Unie besloten de VS tot een boycot van de Olympische Spelen en riepen andere landen op dit voorbeeld te volgen. Het kabinet wilde dat Nederland aan deze oproep gehoor zou geven. De Nederlandse sportbonden voelden daar echter niets voor. Een boycot kwam er uiteindelijk niet, maar om de afkeuring duidelijk te maken over de invasie van Afghanistan nam de Nederlandse delegatie geen deel aan de openingsceremonie.

Zuid-Afrika

In 1980 ontstond bijna een crisis, omdat het kabinet weigerde over te gaan tot een olie-emabrgo jegens het apartheidsbewind in Zuid-Afrika. Een Kamermeerderheid sprak zich daarvoor uit. Wel werd het culturele verdrag met dat land opgezegd.

Kernbewapening

De VS besloten om een nieuw type kernwapen (in de wandelgang neutronenbom genoemd) te gaan produceren. President Carter wilde dat dit wapen aan het arsenaal van de NAVO werd toegevoegd. Dit stuitte op veel verzet in Nederland, omdat er een verdere wapenwedloop werd gevreesd. Onder druk van de Tweede Kamer moest het kabinet dit standpunt in de VS uitdragen. Uiteindelijk zag dit land af van introductie van het wapen.

In het najaar van 1979 besloot de NAVO tot productie en plaatsing van langeafstandsraketten in West-Europese landen, als reactie op de plaatsing van SS20-raketten in Midden-Europa door de Sovjet-Unie. Nederland stemde in met productie, maar plaatsing werd afhankelijk gesteld van onderhandelingen met het Oostblok over wapenvermindering. Zowel politiek als maatschappelijk leidde het besluit tot veel onrust. VVD en CDA waren verdeeld en een omvangrijk deel van de CDA-fractie was uiterst kritisch.

Eerste lezing grondwetsherziening

De eerste lezing van een totale herziening van de Grondwet29 werd afgerond. Belangrijke wijzigingen waren het verlenen van kiesrecht voor de gemeenteraad aan niet-Nederlandse ingezetenen, opneming van sociale grondrechten en van een antidiscriminatie-artikel, vastlegging van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, de vierjarige zittingsperiode van de Eerste Kamer en de benoeming door beide Kamers van hun eigen voorzitter. Voorstellen tot staatkundige vernieuwing haalden het niet.

Europees Parlement

In 1979 werden de eerste rechtstreekse verkiezingen voor het Europese Parlement30 gehouden. Op 7 juni 1979 waren er 25 zetels te verdelen.

10.

Troonredes

Drie keer schreef het kabinet-Van Agt I de troonrede. In deze redes stonden de noodzaak van bezuinigingen en ingrepen in de sociale zekerheid centraal. Ook werd er teruggeblikt op de laatste tien jaar vanwege het aanbreken van een nieuw decennium.

11.

Einde van het kabinet

Ondanks enkele 'bijna-crises' maakte het kabinet-Van Agt I zijn volledige termijn vol. Voor de Tweede Kamerverkiezingen van 198131 bood de minister-president het ontslag van zijn kabinet aan en werd het kabinet demissionair. 108 dagen later trad het kabinet-Van Agt II8 aan als opvolger.


Meer over


Bent u als journalist of wetenschapper op zoek naar statistische gegevens over personen uit het biografisch archief, bijvoorbeeld gemiddelde leeftijd, ervaring, herkomst, beroep, m/v of zittingsduur? De redactie van PDC kan deze gegevens onder voorwaarden beschikbaar stellen voor wetenschappelijk onderzoek en journalistieke publicaties. Neem voor meer informatie contact op.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.


  • 1. 
    Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
     
  • 2. 
    De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
     
  • 3. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 4. 
    De Tweede Kamerverkiezingen van 1977 waren op 25 mei. Dit waren vervoegde verkiezingen, nadat het kabinet-Den Uyl in maart ten val was gekkozen. De PvdA won, met als verkiezingsleus: Kies de minister-president, tien zetels en de VVD zes. Nieuwkomer CDA deed het iets beter van KVP, ARP en CHU in 1972. Winst was er ook voor D'66. Vrijwel alle kleinere partijen verloren.
     
  • 5. 
    CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
     
  • 6. 
    Met de Loyalisten werd een groep van zes, later zeven CDA-Tweede Kamerleden bedoeld, die het op 29 november 1977 tussen CDA en VVD gesloten regeerakkoord afwees, maar wel bereid was het te vormen kabinet-Van Agt I loyaal te steunen. De naam werd later ook breder gebruikt om de CDA-Kamerleden mee aan te duiden, die kritisch stonden tegenover het kabinet-Van Agt I.
     
  • 7. 
    Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
     
  • 8. 
    Dit kabinet van CDA, PvdA en D'66 werd gevormd na de verkiezingen 1981. CDA-leider Dries van Agt werd voor de tweede keer premier, net als bij het voorgaande kabinet-Van Agt I. PvdA-leider Joop den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De toevoeging 'Werkgelegenheid' onderstreepte zijn centrale rol bij een actief werkgelegenheidsbeleid.
     
  • 9. 
    Democraten 66 (D66) is een hervormingsgezinde sociaal-liberale partij. De huidige politiek leider is Rob Jetten. De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 'homines novi', waarvan er 25 eerder bij andere politieke partijen actief waren geweest. Belangrijkste initiatiefnemer en voorman (tot 1998) was de oud-journalist Hans van Mierlo.
     
  • 10. 
    KVP-politicus en rechtsgeleerde, die in 1949 staatssecretaris van Economische Zaken in het kabinet-Drees I werd en daarmee de eerste staatssecretaris van ons land was. Zoon van een Nijmeegse hoogleraar staatsrecht. Had een belangrijk aandeel in de totstandkoming van de Wet op de bedrijfsorganisatie, waarbij de SER werd ingesteld. Na zijn staatssecretariaat hoogleraar in Nijmegen en voorzitter van diverse commissies, onder andere over het vennootschapsrecht. Tijdens de kabinetsformatie van 1977 opende hij als informateur de weg voor samenwerking tussen CDA en VVD en voor vorming van het eerste kabinet-Van Agt. Vruchtbaar publicist op juridisch gebied.
     
  • 11. 
    Het regeerakkoord van 1977 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen CDA en VVD en vormde de basis voor het kabinet-Van Agt I. Dit regeerakkoord telde 108 pagina's. Centraal in het akkoord stond het grenzen stellen aan overheidsbemoeienis.
     
  • 12. 
    Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
     
  • 13. 
    Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de Koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
     
  • 14. 
    De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
     
  • 15. 
    Vooraanstaande christendemocraat van katholieken huize. Kwam in 1967 voor de KVP in de Kamer nadat zijn vader die had verlaten. Als voormalige directeur van een instituut voor de bouw aanvankelijk woordvoerder volkshuisvesting. Volgde in 1971 Veringa op als partijleider toen deze moest aftreden vanwege gezondheidsproblemen. Leidde de KVP-Tweede Kamerfractie tijdens het kabinet-Den Uyl, waaraan hij kritisch, maar ook loyaal steun gaf. In 1977 maakte hij bezwaar tegen het ontwerp-regeerakkoord met de PvdA en werd hij door die partij afgewezen als kandidaat voor Economische Zaken. In het eerste kabinet-Van Agt dat na de mislukte formatie-Den Uyl werd gevormd, was hij minister van Financiën. Trad af, omdat hij vond dat er meer bezuinigd moest worden. Nadien Europees Commissaris voor handelspolitiek en landbouw. Pragmatisch politicus.
     
  • 16. 
    - 1978
    De Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB), die alle documenten van de rijksoverheid, provincies en gemeenten openbaar verklaard, tenzij er gegronde redenen zijn ze geheim te houden.
     
  • 17. 
    Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft als taak de voorbereiding, de coördinatie en de uitvoering van het buitenlands beleid.
     
  • 18. 
    Dit ministerie werd in 1813 ingesteld en hield zich bezig met rechtshandhaving (waaronder criminaliteitsbestrijding) en met het bewaken van de kwaliteit van de wetgeving. Het ministerie was belast met wetgeving op het gebied van straf-, privaatrecht en bestuursrecht, administratief recht, vreemdelingenzaken, rechtshulp, jeugdbescherming en delinquentenzorg.
     
  • 19. 
    Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zorg voor het goed functioneren van het openbaar bestuur van ons land. De hoofdtaken zijn het bevorderen van de democratische rechtstaat, slagvaardig bestuur, zorg voor betaalbare woningen en een goede leefomgeving. Sinds 2017 behoort ook de ruimtelijke ontwikkeling tot het taakveld. Met Koninkrijksrelaties worden de relaties tussen de vier landen van het Koninkrijk bedoeld, namelijk Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
     
  • 20. 
    Aan de VU opgeleide jurist en deskundige op het gebied van sociale verzekeringen, arbeidsrecht en gezondheidsrecht die in 1982 de eerste Nationale ombudsman werd. Was in Utrecht en Leiden hoogleraar en had zitting in diverse belangrijke adviesorganen op het gebied van verzekeringen. Stond voor de moeilijke taak de Nationale ombudsman als instituut te vestigen en daaraan bekendheid te geven. De vele rapporten die hij produceerde kregen echter niet altijd de aandacht die hij verlangde. Moest tot zijn spijt op dringend medisch advies voor het einde van zijn ambtstermijn zijn functie neerleggen.
     
  • 21. 
    Dit ministerie ontstond in 1965, nadat Kunsten (cultuur) was ondergebracht bij het nieuwe ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Tot de taken van het ministerie behoorden het gehele onderwijs, het wetenschapsbeleid en de studiefinanciering.
     
  • 22. 
    Dit ministerie speelt een centrale rol bij het vertalen van het algemeen regeringsbeleid in financieel beleid. Daarnaast coördineert het de openbare uitgaven en zorgt het ministerie voor de inning van de belastinggelden. Het ministerie is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de financiën van lagere overheden als provincies en gemeenten. Het monetaire beleid is eveneens een zorg van dit ministerie. Het ministerie behartigt de Nederlandse, financiële belangen in Europa en de rest van de wereld.
     
  • 23. 
    Bestek '81 was de nota waarin het kabinet-Van Agt I in 1978 zijn bezuinigingsplannen formuleerde en de opvolger van de 1%-nota van het kabinet-Den Uyl. Bestek ’81 stelde het structureel aanvaardbare financieringstekort van het Rijk op 2,5 tot 3% van het nationaal inkomen, terwijl de raming voor het werkelijke tekort voor 1979 ongeveer 6% bedroeg. Voor de periode 1978-1981 werd daarom geen begrotingsruimte berekend.
     
  • 24. 
    Het ministerie van Defensie draagt de zorg voor het goed functioneren van de krijgsmacht van ons land. De krijgsmacht dient ter verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Daarnaast dient de krijgsmacht ter handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde.
     
  • 25. 
    Dit ministerie had de zorg voor het vervoer en het verkeer te land, te water en in de lucht. Voorts was het verantwoordelijk voor de beveiliging van het land tegen het water en voor de waterhuishouding. Per 14 oktober 2010 gingen de taken van het departement over naar het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu.
     
  • 26. 
    Dit ministerie draagt de zorg voor de volksgezondheid. Dit betreft onder andere het beleid met betrekking tot ziekenhuizen, geneesmiddelen, ziektekosten en huisartsen. Ook het welzijnsbeleid zoals de ouderenzorg, het jeugdbeleid, de verslaafdenzorg en de maatschappelijke dienstverlening behoren tot het taakveld. Daarnaast is het ministerie verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de sport.
     
  • 27. 
    Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
     
  • 28. 
    Prinses Beatrix was tot zij op 30 april 2013 abdiceerde ten gunste van haar zoon Willem-Alexander regerend vorstin. Als zodanig trad zij op 30 april 1980 aan. Prinses Beatrix is de oudste dochter van koningin Juliana en prins Bernhard. Zij studeerde rechten in Leiden en heeft speciale belangstelling voor het gehandicaptenbeleid en voor cultuur. In 1966 huwde zij met Claus von Amsberg, die in 2002 overleed. Zij kregen drie zonen, van wie de middelste, prins Friso, in 2013 is gestorven. Door haar met grote plichtsbetrachting, waardigheid en betrokkenheid uitgeoefende koningschap verwierf zij veel aanzien en waardering. In 1996 ontving zij de Karlsprijs en in 2005 kreeg zij een eredoctoraat aan de Leidse Universiteit.
     
  • 29. 
    In 1983 werd de Grondwet ingrijpend herzien. De hoofdstukindeling werd gewijzigd, teksten werden gemoderniseerd, overbodig geachte artikelen werden geschrapt, en er kwamen bepalingen over sociale grondrechten en een algemene antidiscriminatiebepaling.
     
  • 30. 
    Bij de verkiezingen voor het Europees Parlement (EP) in 1979 werd het CDA de grootste Nederlandse partij in het EP met 35,6 procent van de stemmen, goed voor 10 van de 25 Nederlandse zetels in de periode 1979-1984. Ook de PvdA, VVD en D66 bemachtigden zetels in het EP. De opkomst bij de verkiezingen bedroeg in Nederland 58,1 procent van de kiesgerechtigden.
     
  • 31. 
    Op 26 mei 1981 waren er Tweede Kamerverkiezingen. Dit waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer. Daarnaast lagen er verschillende grondwetswijzigingen voor, die definitief werden bij de Grondwetsherziening van 1983. Het CDA won de verkiezingen, D66 was de grootste stijger. Daar stond verlies tegenover van PvdA en VVD. CDA en VVD verloren hun krappe meerderheid.
     
  • 32. 
    Deze periode wordt gekenmerkt door een scherpe tegenstelling tussen partijen. Met name de progressieve partijen (PvdA, D66 en PPR) vinden eind jaren zestig dat kiezers een duidelijker keuze moeten kunnen maken. Zij benadrukken daarom de verschillen met andere partijen, bepleiten directe verkiezing van de minister-president en stellen voorwaarden aan regeringsdeelname.