Kabinetscrisis 2006: de 'Ayaan-crisis'
Op 30 juni 2006 bood minister-president Jan Peter Balkenende1 het ontslag aan van de bewindslieden van D66 en stelden hij en de overige bewindslieden hun portefeuilles ter beschikking. De D66-bewindslieden stapten op, nadat de D66-fractie een dag eerder het vertrouwen in minister Verdonk had opgezegd. De aanleiding van het conflict tussen D66 en minister Rita Verdonk2 was de gang van zaken rond het Nederlanderschap van VVD-Tweede Kamerlid Ayaan Hirsi Ali3.
Hirsi Ali leek aanvankelijk haar Nederlanderschap te hebben verloren, maar zes weken later bleek dat toch te mogen behouden. Minister en Hirsi Ali kwamen met een verklaring waarin laatstgenoemde de schuld voor de affaire op zich leek te nemen. Noch het kabinet, noch de fracties van CDA en VVD wilden daaraan echter de consequentie verbinden dat de minister zou opstappen.
Hoewel de uitkomst was zoals de Kamer had gewild (namelijk behoud van het Nederlanderschap), bestond er onvrede over de gang van zaken; niet alleen bij de oppositie, maar ook bij regeringspartij D66.
Inhoud
Op 11 mei 2006 zond het VARA-televisieprogramma 'Zembla' de documentaire 'de Heilige Ayaan' uit. Daarin werd een reconstructie gegeven van de wijze waarop VVD-Tweede Kamerlid Ayaan Hirsi Ali haar Nederlanderschap had gekregen. Aan de orde kwamen haar vluchtverhaal en de asiel- en naturalisatieprocedure. Overigens ging het deels om feiten die het Kamerlid zelf al eerder via publicaties en interviews naar buiten had gebracht.
De belangrijkste conclusies van het programma waren: Ayaan Hirsi Ali heeft gelogen over haar vluchtverhaal en over haar naam- en geboortejaar. Zij bleek een vluchtelingenstatus in (het veilige land) Kenia te hebben gehad en bij haar asiel- en nationalisatieprocedure was niet haar eigenlijke familienaam 'Magan', maar 'Ali' opgegeven. Haar geboortejaar werd veranderd van 1969 in 1967.
De makers van het programma uitten ook hun twijfel over het relaas van Hirsi Ali dat zij was gevlucht uit angst voor haar familie. Na een gedwongen huwelijk had zij haar echtgenoot verlaten en zij verklaarde eerwraak door haar familie te vrezen. In de uitzending werd gesuggereerd dat er geen sprake was geweest van een gedwongen huwelijk. Verder werd gesteld dat eerwraak niet voorkomt in de Somalische cultuur. Hirsi Ali hield vast aan haar lezing dat zij gevaar liep en zich had moeten verschuilen.
In het programma werd door Hirsi Ali meegedeeld dat de VVD-top op de hoogte was geweest van haar verzonnen vluchtverhaal. In de uitzending was een opname uit 2002 te zien van oud-minister Neelie Kroes4 - die een belangrijke rol had gespeeld bij de politieke carrière van Hirsi Ali in de VVD - waarin zij niettemin beweerde dat Hirsi Ali vijf burgeroorlogen had meegemaakt.
Naar aanleiding van de uitzending stelde het Tweede Kamerlid Hilbrand Nawijn5 op vrijdag 12 mei schriftelijke vragen aan minister Verdonk van Vreemdelingenbeleid. De minister liet hierop door haar ambtenaren een onderzoek instellen.
Een deskundige op het gebied van het asielrecht, de Maastrichtse hoogleraar vreemdelingenrecht René de Groot, stelde op 13 mei in dagblad Trouw, dat op grond van een arrest van de Hoge Raad over een Irakese familie moest worden geconstateerd dat de naturalisatie van Hirsi Ali nietig was. De ambtenaren en de minister bleken op maandag 15 mei deze visie te delen.
De top van de VVD (te weten fractievoorzitter Willibrord van Beek6 en vicepremier Gerrit Zalm7) werd op maandagmiddag door minister Verdonk op de hoogte gesteld van haar conclusie. Ook Tweede Kamervoorzitter Weisglas8 was hierbij uitgenodigd, omdat het verlies van de nationaliteit gevolgen zou hebben voor het Kamerlidmaatschap van Hirsi Ali. Minister-president Balkenende, die vanwege verplichtingen onbereikbaar was - eventueel zouden zijn ambtenaren worden geïnformeerd -, was niet bij het overleg betrokken.
Minister Zalm drong tijdens het onderhoud met Verdonk aan op uitstel van het openbaar maken van de bevindingen, maar Kamervoorzitter Weisglas adviseerde niet te wachten, omdat, nu hij op de hoogte was, ook de andere 148 Kamerleden recht hadden op deze informatie.
Zalm vroeg de minister voorts met haar mededeling aan Hirsi Ali te wachten tot de volgende ochtend. Vanwege problemen rond haar huisvesting was Hirsi Ali van plan de volgende dag (16 mei) op een persconferentie bekend te maken dat zij per 1 september naar de VS zou vertrekken en de Kamer zou verlaten.
Minister Verdonk besloot echter nog diezelfde avond van 15 mei haar conclusie aan Hirsi Ali mee te delen en tevens de antwoorden op de vragen van Kamerlid Nawijn aan de Tweede Kamer te zenden. De conclusie over de nietigheid van de nationaliteit waren, zo stelde de minister, voorlopig, want de wet bood de mogelijkheid om tot zes weken in verweer te komen.
Op 16 mei deelde Hirsi Ali op haar persconferentie, waarbij ook minister Zalm en partijvoorzitter Jan van Zanen9 aanwezig waren, dat zij niet per 1 september, maar met onmiddellijke ingang de Kamer zou verlaten.
Vrijwel alle fracties waren onthutst over de conclusie die minister Verdonk had getrokken en de snelheid waarmee dit was bekendgemaakt. Alleen Nawijn en de LPF toonden begrip. Nawijn en LPF deelden de mening van de minister dat zij op grond van het arrest van de Hoge Raad geen andere conclusie had kunnen trekken.
Een meerderheid van de Kamer stelde echter dat de wet ruimte leek te bieden voor een zelfstandige beslissing door de minister over nietigheid van een naturalisatie. Waarom, zo vroegen vrijwel alle woordvoerders zich af, had de minister daarvan geen gebruikgemaakt. Verder had het hen logisch geleken, als de zes weken waarin bezwaar kon worden gemaakt, waren afgewacht alvorens met de conclusie naar buiten te komen.
Sommige fracties meenden dat het kordate optreden van de minister te maken had met de strijd om het lijsttrekkerschap van de VVD, waarin zij samen met staatssecretaris Mark Rutte10 en Kamerlid Jelleke Veenendaal11 verwikkeld was. De minister ontkende dat. Mevrouw Verdonk benadrukte dat zij niet anders kon dan zij had gedaan, omdat in andere gelijke gevallen ook zo was gehandeld.
Uiteindelijk accepteerde de minister moties van VVD en CDA (die door vrijwel de gehele Kamer werden ondersteund) waarin haar werd gevraagd te kijken naar mogelijkheden om Hirsi Ali toch haar Nederlanderschap te laten behouden.
De uitkomst van het debat kwam op 19 mei in de ministerraad aan de orde. Er werd daarin kritiek geleverd op de handelwijze van de minister, in het bijzonder de slechte communicatie met de minister-president. Verder werd aangedrongen op behoud van het Nederlanderschap. Dat werd een dag later op een partijraad van de VVD nog sterker verwoord: Hirsi Ali zou haar Nederlandse nationaliteit behouden.
Na zes weken, waarbij onder meer via familieleden van Hirsi Ali onderzoek werd gedaan, werd de conclusie getrokken dat de naamsverwisseling was toegestaan op grond van het Somalische naamrecht. 'Ali' was de naam van de grootvader, en die mocht net als 'Magan' door haar worden gevoerd. Er was geen sprake geweest van 'liegen', maar van 'dwalen'. Het foute geboortejaar speelde geen rol. Daarmee behield Hirsi Ali haar Nederlanderschap.
Over een door de minister en Hirsi Ali uit te geven verklaring vonden onderhandelingen plaats tussen de advocaten van Hirsi Ali en de minister. De minister deelde op 27 juni het bereikte resultaat aan de Tweede Kamer mee. Ayaan Hirsi Ali zou onder die naam verder door het leven gaan. Behalve de juridische aspecten bevatte de verklaring echter ook een (slot)zin waarin Hirsi Ali zelf grotendeels de verantwoordelijkheid voor de commotie op zich nam. Zij verklaarde ten onrechte de indruk te hebben gewekt dat zij had gelogen. Daarmee had zij de minister op het verkeerde been gezet.
Een dag later liet Hirsi Ali echter via de media weten dat haar schuldbekentenis onder (tijds)druk tot stand was gekomen: zij had op korte termijn een besluit nodig vanwege een visumaanvraag voor de VS en wilde van alle problemen af zijn.
Tijdens een tweede debat over het behoud van het Nederlanderschap uitten de oppositiepartijen opnieuw ernstige kritiek de handelwijze van de minister. Zij stelden dat de minister veel te snel tot de conclusie was gekomen dat Hirsi Ali geen Nederlandse was. Anderen, zoals Nawijn en Wilders, hekelden de rol die het Somalische naamrecht plotseling leek te spelen in asielkwesties. Zij stelden verder dat het inschakelen van familieleden als getuigen ongebruikelijk was.
Minister Verdonk verdedigde in de Kamer met name de juridische aspecten van de kwestie. Minister-president Balkenende ging vooral in op de door Justitie en Hirsi Ali opgestelde verklaring. Ontkend werd dat er sprake was geweest van een afgedwongen politieke 'deal'; de verklaring was in goed overleg en met instemming van Hirsi Ali opgesteld.
Toen in het debat ook het beraad van 15 mei ter sprake kwam, verliet Kamervoorzitter Weisglas enige tijd de voorzittersstoel om uitleg te kunnen geven. Minister Zalm werd rond middernacht naar de Kamer geroepen om vragen te kunnen beantwoorden. Daardoor, en door langdurige schorsingen, liep het debat uit tot ver na middernacht. SGP-fractievoorzitter Bas van der Vlies12 typeerde dit alles als 'het debat van de unieke taferelen'.
Aan het einde van zijn termijn antwoordde premier Balkenende op de vraag van VVD-fractievoorzitter Van Beek waarom de 'schuldbekentenis' nodig was geweest, dat ook minister Verdonk 'ermee moest kunnen leven'. Daarmee werd de indruk versterkt dat de tekst van de verklaring toch niet geheel vrijwillig tot stand was gekomen.
Voor GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema13 was dat reden om (samen met PvdA, SP en ChristenUnie) een motie van afkeuring in te dienen. De staat had in haar ogen haar machtspositie ten opzichte van een individuele burger misbruikt. Tegen half vier in de nacht verklaarde D66-fractievoorzitter Loesewies van der Laan14 dat haar fractie de motie zou steunen. De voornaamste reden hiervoor was dat de minister ontkende fouten te hebben gemaakt. Het kabinet moest kiezen: Verdonk laten vallen of aansturen op een breuk in het kabinet.
De motie werd met 79 tegen 64 stemmen verworpen, maar de steun van D66 was voor PvdA-fractieleider Wouter Bos15 reden om te vragen wat dit voor het kabinet betekende. Om 5.30 uur kwam er een einde aan het debat.
In de middag van 29 juni kwam de ministerraad bijeen om zich te beraden op het dreigement van de D66-fractie. Uitkomst hiervan was een unanieme afwijzing van de (verworpen) motie. Minister Verdonk zou niet worden gevraagd af te treden, omdat de motie geen meerderheid had gekregen.
Na de mededeling hierover in de Tweede Kamer door minister-president Balkenende deelde fractievoorzitter Van der Laan mee dat de D66-fractie haar steun aan het kabinet introk.
In een aansluitend debat stelden CDA en VVD dat, ook al D66 haar steun opgezegd, niet gebleken was dat het kabinet niet langer het vertrouwen bezat van een Kamermeerderheid. Een motie van wantrouwen zou geen meerderheid krijgen dankzij steun van LPF en SGP.
De overige oppositiefracties stelden echter dat de parlementaire basis aan het kabinet was ontvallen en dat het kabinet daarmee niet meer 'paste' op de opdracht die de koningin in 2003 had verleend tijdens de kabinetsformatie.
Na een schorsing deelden allereerst de D66-bewindslieden mee hun ontslag aan te zullen bieden. Minister-president Balkenende verenigde zich vervolgens met de conclusie dat het kabinet geen parlementaire basis meer had en dat de overige bewindslieden daarom hun portefeuilles en taken ter beschikking zouden stellen. De kabinetscrisis was een feit.
Minister-president Balkenende en ook de fractievoorzitters Verhagen (CDA) en Rutte (VVD) drongen aan op handhaving van het zittende kabinet, dat als minderheidskabinet met gedoogsteun van onder meer de LPF moest doorregeren. Dat minderheidskabinet moest bijvoorbeeld de begroting 2007 opstellen, zoals ook het kabinet-Biesheuvel in 1972 de begroting had opgesteld, en daarnaast andere belangrijke besluiten kunnen nemen.
De tot informateur benoemde oud-premier Ruud Lubbers16 stuurde daar aanvankelijk ook op aan, maar LPF en D66 waren alleen bereid tot steun voor de sociaal-economische agenda van het kabinet.
Demissionair premier Balkenende formeerde daarna een interimkabinet van CDA en VVD, dat wel de begroting zou indienen, maar tevens vervroegde verkiezingen zou voorbereiden. De twee opengevallen ministersposten werden opgevuld door de staatssecretarissen Atzo Nicolaï17 en Joop Wijn18.
Het nieuwe kabinet kondigde vervroeging van de verkiezingen aan van mei 2007 naar november 2006.
Onder leiding van informateur Lubbers spraken minister-president Balkenende, VVD-leider Rutte met minister Verdonk over haar functioneren in het interimkabinet. Dat zij daardoor 'onder curatele' was gesteld, werd echter ontkend.
Meer over
- 1.Zeeuwse CDA-politicus die negen jaar partijleider en acht jaar premier was. Afkomstig uit de wetenschap en partijideoloog, die eigen verantwoordelijkheid van burgers voorstond. Als Tweede Kamerlid financieel woordvoerder. Werd in 2001 onverwacht lijsttrekker van het CDA na de machtstrijd tussen De Hoop Scheffer en Van Rij. Leidde vanaf 2002 als premier kabinetten van wisselende samenstelling in een na de moord op Fortuyn politiek instabiele periode. Probeerde terugkeer van 'normen en waarden' op de politieke agenda te zetten. Nadat zijn tweede kabinet diverse hervormingen had doorgevoerd, was zijn vierde kabinet op dat punt minder daadkrachtig. Een bankencrisis werd wel bezworen. In zijn publieke optredens soms wat onhandig, maar niettemin - of juist daardoor - lange tijd populair en succesvol. De verkiezingen van 2010 verliepen voor zijn partij echter desastreus, waarna hij de politiek verliet. Sinds 2022 minister van staat.
- 2.Spraakmakende politica in het post-Fortuyn-tijdperk. Kreeg na haar studie in Nijmegen leidinggevende functies bij onder meer het gevangeniswezen en werd in 2003 als 'buitenstaander' minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie in het tweede kabinet-Balkenende. Was daarna het boegbeeld van het strengere asielbeleid en greep haar toenemende populariteit aan om zich te mengen in de leiderschapsstrijd bij de VVD. Zij werd echter verslagen door Rutte, maar kreeg bij de Kamerverkiezingen in 2006 als nummer twee wel meer stemmen. Claimde toen een leidende rol in de VVD en werd later uit de fractie gezet. De door haar in 2008 opgerichte beweging 'Trots op Nederland' bleek uiteindelijk geen succes. Sinds 2022 is zij raadslid voor Hart voor Den Haag.
- 3.Intelligente, moedige, maar ook controversiële in Somalië geboren politica. Kwam na uitgehuwelijkt te zijn als asielzoekster uit Kenia naar Nederland. Studeerde politicologie in Leiden en werkte daarna bij het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Toen die partij haar in 2002 geen kandidaat stelde voor de Tweede Kamer stapte zij over naar de VVD. Werd voor die partij een spraakmakend Kamerlid, dat zich bezighield met integratie en emancipatie. Had soms moeite met de fractiediscipline. Als opinieleidster zocht zij het debat met moslims, waarbij zij 'heilige huisjes' niet spaarde. Met name de film 'Submission' zorgde voor veel weerstand. Na de moord op Theo van Gogh, regisseur van de film, werd zij permanent bewaakt. In 2006 besloot zij zich in de VS te vestigen. Door een controverse rond haar nationaliteit werd dat vertrek bespoedigd. Werkt nu bij het American Enterprise Institute for Public Policy Research in Washington.
- 4.Neelie Kroes, dochter van een Rotterdamse vervoersondernemer, was tussen 1971 en 2014 als VVD-politica in vele functies actief. Zij werd in 1971 Tweede Kamerlid en was toen woordvoerster vervoer en onderwijs. In het eerste kabinet-Van Agt (1977-1981) was zij staatssecretaris van vervoerszaken en PTT-zaken. Daarna was mevrouw Kroes minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Lubbers I (1982-1986) en kabinet-Lubbers II (1986-1989). In die functie was zij onder meer verantwoordelijk voor de spreiding van de PTT (hoofddirectie naar Groningen) en voor de verzelfstandiging van de PTT. Na haar ministerschap werd zij onder meer president van Universiteit Nijenrode en had zij vele functies in het bedrijfsleven. In 2004-2010 was mevrouw Kroes als Europees commissaris belast met mededinging. In de Commissie-Barroso II (2010-2014) had zij de portefeuille digitale agenda en was zij tevens vicevoorzitter van de Europese Commissie.
- 5.Spraakmakend populistisch politicus. Zoon van een burgemeester van ARP-huize en zelf op lokaal niveau actief in het CDA. Was als directeur Vreemdelingenzaken, directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en advocaat goed ingevoerd op het gebied van het asielbeleid en werd voor de LPF in het kabinet-Balkenende I minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Deed in die functie soms omstreden uitspraken onder meer over de doodstraf. Zag in 2002 af van het lijsttrekkerschap van de LPF, maar werd met voorkeurstemmen tot Kamerlid gekozen. Trad ook in de Kamer vaak solistisch op, zocht contact met het Vlaams Belang en verliet de LPF. Had met een eigen lijst succes in de Zoetermeerse gemeentepolitiek, maar dong tevergeefs naar een Kamerzetel met zijn Partij voor Nederland.
- 6.Hoffelijke en bezadigde VVD-bestuurder en politicus. Na het voortijdige aftreden van Van Aartsen in maart-juni 2006 als 'tussenpaus' voorzitter van de VVD-Tweede Kamerfractie. Maakte in die functie de kwestie-Hirsi Ali mee. Hij was sinds mei 1998 lid van die Kamer en bleef dat tot september 2012. Was woordvoerder openbaar bestuur. Verder was hij ondervoorzitter van de Tweede Kamer, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie en fractiesecretaris. Voor hij Kamerlid werd werkte hij bij Philips en was hij wethouder van Maarheeze en lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, onder meer belast met financiën en nutsbedrijven. In 2012-2013 was hij waarnemend burgemeester van Bernheze en daarna zes jaar (eerst als waarnemer) commissaris van de Koning in Utrecht. In 2019-2020 was hij waarnemend burgemeester van Gennep. Sinds 2023 is hij dat in Bladel.
- 7.Met twaalf jaar de langstzittende minister van Financiën. Kwam uit een eenvoudig milieu (zijn vader was kolenboer); hardwerkend en wars van dikdoenerij. Doorliep na een studie economie een ambtelijke loopbaan en werd gezaghebbend directeur van het Planbureau. Als minister in het paarse kabinet ontwikkelde hij een nieuwe begrotingsnorm die uitging van een strikte scheiding van overheidsinkomsten en -uitgaven. Was verantwoordelijk voor een omvangrijke herziening van het belastingstelsel en de invoering van de euro. Bepleitte strakke naleving van de begrotingsregels in de EU. Na de verkiezingen van 2002 fractievoorzitter en politiek leider van de VVD. Keerde echter na anderhalf jaar terug naar het ministerschap dat hem beter lag. Lag goed in het parlement zowel door zijn deskundigheid als joviale optreden. Na zijn ministerschap acht jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van ABN AMRO.
- 8.Liberaal Tweede Kamerlid, dat na twintig jaar te zijn opgetreden als buitenlandwoordvoerder van de VVD in mei 2002 tot Kamervoorzitter werd gekozen. Daaraan was een tot dan toe ongebruikelijke persoonlijke actie vooraf gegaan waarbij hij de kandidaat van zijn eigen fractie versloeg. Voor 1982 diplomaat en secretaris van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Scherp debater die gehecht was aan parlementaire stijl en correct taalgebruik. Voelde zich zeer betrokken bij de ontwikkelingen in Suriname. Als voorzitter maakte hij zich sterk voor het burgerinitiatief, waarbij hij zelfs tegen de fractielijn inging. Verdediger van de politieke moraal en van het aanzien van de politiek. Stond bekend als een bekwame, charmante behartiger van zijn eigen publiciteit.
- 9.Jan van Zanen (1961) is sinds 1 juli 2020 burgemeester van 's-Gravenhage. In de periode 2003-2008 was hij voorzitter van de VVD. Kreeg in die tijd te maken met de affaire-Hirsi Ali, met het aftreden van Van Aartsen, met de lijsttrekkersstrijd tussen Rutte en Verdonk en met de opkomst van de concurrenten Partij voor de Vrijheid en Trots op Nederland. Hij was verder wethouder in Utrecht, van 1 juli 2005 tot 1 januari 2014 burgemeester van Amstelveen en van 1 januari 2014 tot 1 juli 2020 burgemeester van Utrecht.
- 10.Mark Rutte (1967) is sinds 1 oktober 2024 secretaris-generaal van de NAVO. Hij was van 14 oktober 2010 tot 2 juli 2024 minister-president en minister van Algemene Zaken. Sinds 2006 was hij politiek leider van de VVD. In 2006-2010 was de heer Rutte fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Hij was van 17 juni 2004 tot 28 juni 2006 staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belast met wetenschapsbeleid, beroepsonderwijs en studiefinanciering. Daarvoor was hij bijna twee jaar staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belast met onder andere volksverzekeringen, bijstand en arbeidsomstandigheden. De heer Rutte was eerder voorzitter van de JOVD en manager bij een werkmaatschappij van Unilever.
- 11.Zelfbewust Noord-Hollands VVD-Kamerlid dat bekendheid kreeg doordat zij in 2006 tevergeefs meedong naar het leiderschap van de VVD. Ondanks die stap, die door sommigen werd gezien als een poging van haar om zich beter te profileren - en waarin ze ook slaagde - werd zij eind 2006 niet op een verkiesbare plaats gezet. Was in de Tweede Kamer vanaf december 2003 een bescheiden lid dat zich met onder meer volkshuisvesting, verslavingszorg en het personeelsbeleid bij defensie bezighield. Werkte voor zij in de Kamer kwam als adviseur bij het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf en was commercieel directeur van Reek Weegtechniek BV te Purmerend.
- 12.Politiek voorman van de SGP, die als nestor van de Tweede Kamer gezag verwierf. Studeerde weg- en waterbouw en was werkzaam in het onderwijs. Kwam in 1981, na ruim acht jaar Statenlid in Utrecht te zijn geweest, in de Kamer. Vanaf 1986 fractievoorzitter en partijleider. Voerde in de Kamer het woord over uiteenlopende onderwerpen. Minzame, hardwerkende volksvertegenwoordiger die zich dienstbaar opstelde en geen eerzucht kende. Als nestor ontwikkelde hij zich, ondanks het tamelijk politieke isolement van zijn partij, tot het staatsrechtelijk en 'zedelijk' geweten van de Kamer. Waarschuwde geregeld tegen verruwing van de parlementaire mores.
- 13.Femke Halsema (1966) is sinds 12 juli 2018 burgemeester van Amsterdam. Werd in 1998, een jaar na haar breuk met de PvdA, Tweede Kamerlid voor GroenLinks en in 2002 daarvan als opvolger van Paul Rosenmöller de politiek leider. Stuurde aan op een vrijzinnig-linkse koers, maar wist in 2010 geen kabinetsdeelname te bewerkstellingen voor haar partij. Verliet in januari 2011 de politiek. Zij begon haar loopbaan na haar studie criminologie in Utrecht als universitair onderzoeker en was daarna stafmedewerker van de Wiardi Beckman Stichting. Na haar vertrek uit de Haagse politiek was zij in Tilburg bijzonder hoogleraar politiek in de 21e eeuw, publiciste en documentairemaker.
- 14.Spraakmakende en welbespraakte politica van D66, die na lid van het Europees Parlement te zijn geweest een niet onopgemerkte Tweede Kamerperiode doormaakte. Groeide op in het buitenland en was al tijdens haar studie sterk internationaal georiënteerd. Werkte bij de Europese Commissie en was medewerker van Eurocommissaris Van den Broek. Zowel in het Europees Parlement als in de Kamer zette zij zich in voor burgerlijke vrijheden, privacy en de rechten van homo's. Tevens was zij voorzitter van de themacommissie technologiebeleid. Volgde begin 2006 Dittrich op als fractievoorzitter van D66, maar verloor later de strijd om het leiderschap van Pechtold. Zag toen af van een nieuwe termijn als Kamerlid.
- 15.Uit het bedrijfsleven afkomstige partijleider van de PvdA in de jaren 2002-2010. Werkte na zijn studie economie en politicologie ruim negen jaar in binnen- en buitenland voor Shell. Werd daarna Tweede Kamerlid en spoedig staatssecretaris van Financiën. In 2002 de eerste direct gekozen lijsttrekker van de PvdA. Leidde in 2003 zijn partij naar electoraal herstel, maar zag onderhandelingen met het CDA mislukken. Na vier jaar oppositie in 2007 vicepremier en minister van Financiën. Oogstte waardering voor de wijze waarop hij de gevolgen van de internationale financiële crisis aanpakte. Niet lang na de breuk in het kabinet-Balkenende IV koos hij voor zijn jonge gezin en verliet hij de politiek. Goed debater, die echter soms aarzelde over de koers van zijn partij. Tegenstanders betichtten hem daarom wel van 'draaien'. Was bestuursvoorzitter van VU Medisch Centrum en is nu voorzitter van het bestuur van Menzis.
- 16.Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
- 17.Liberaal politicus, die dertien jaar voor de VVD actief was in de landelijke politiek. Daarvoor secretaris van de Raad voor de Kunst. Was als Tweede Kamerlid woordvoerder justitie, cultuur en sociale zaken. Stond bij de aanpak van criminaliteit bekend als hardliner. In de kabinetten-Balkenende I en II staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, belast met Europese samenwerking en daarna minister voor Bestuurlijke vernieuwing en Koninkrijksrelaties in Balkenende III. Tijdens zijn staatssecretariaat was Nederland voorzitter van de EU en speelde het referendum over de EU-Grondwet. Als minister was hij verantwoordelijk voor de slotakkoorden met de Antillen over staatkundige vernieuwing. Keerde in 2006 terug als Kamerlid en was daarna van 2011 tot 2019 voorzitter van de Raad van Bestuur van DSM.
- 18.Jonge, debatvaardige econoom die als CDA-politicus snel carrière maakte in Den Haag. Kwam uit de bankwereld en werd op 29-jarige leeftijd Tweede Kamerlid. Stemde in 2000, anders dan zijn fractie, vóór openstelling van het huwelijk voor mensen met hetzelfde geslacht. Na vier jaar staatssecretaris van Economische Zaken in het kabinet-Balkenende I. Als vertrouweling van fractieleider Balkenende speelde hij een belangrijke rol bij de mislukte poging om in 2003 een CDA-PvdA-kabinet te vormen. Kort daarna werd hij staatssecretaris van fiscale zaken in het kabinet-Balkenende II. Zorgde dat er één loket kwam voor alle inkomensafhankelijke regelingen. Nadat hij minister van Economische Zaken was geweest in het kabinet-Balkenende III werd verwacht dat hij fractievoorzitter zou worden. Hij keerde echter terug naar het bankwezen en was bestuurder van een fintechbedrijf.
- 19.Een kabinet kan vanwege een intern conflict of door een conflict met Tweede Kamer of Eerste Kamer ten val komen. Bij interne conflicten kan worden gedacht aan een meningsverschil tussen ministers over een te nemen maatregel of over een wetsvoorstel dat in behandeling is.