Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag
Op 2 juli 2020 stelde de Tweede Kamer de tijdelijke parlementaire ondervragingscommissie (POK) in die onderzoek zou gaan doen naar de problemen bij de aanpak van vermeende fraude bij het uitkeren van toeslagen voor kinderopvang. Met deze mini-enquête wilde de Kamer nagaan in hoeverre bewindspersonen betrokken waren bij de gekozen aanpak van de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Ook wilde de Kamer weten waarom het zo lang duurde voor de politieke leiding ingreep. Voorzitter van de ondervragingscommissie was Chris van Dam.
Aanleiding van het onderzoek was een motie ingediend door Bart Snels (GroenLinks) tijdens een reeks debatten over het onterecht stopzetten van de kinderopvangtoeslag. De motie werd met algemene stemmen aangenomen.
Op 17 december 2020 presenteerde de commissie haar eindrapport met de titel 'Ongekend onrecht' aan de Kamer. De commissie stelde dat bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden. Dit verwijt trefde volgens de commissie niet alleen uitvoering van de Belastingdienst, maar ook de wetgever en de rechtspraak.
Het kabinet kwam vervolgens op 22 december bijeen om het rapport te bespreken. Hierop werd een schadeloosstelling van 30.000 euro toegezegd aan de gedupeerden. In januari 2021 volgde verder overleg binnen het kabinet over de affaire. Op 15 januari 2021 nam het kabinet verantwoordelijkheid voor het overheidsfalen en bood het zijn ontslag aan. Op 19 januari 2021 legde de minister-president hierover in de Tweede Kamer een verklaring af, waarna daarover een debat volgde. Ook het verslag van de POK werd toen besproken.
Op 7 juli 2021 was er een Tweede Kamerdebat met de commissie over haar verslag.
Inhoudsopgave van deze pagina:
De onderzoeksvragen waren:
-
1.in hoeverre waren de bewindspersonen betrokken bij het opzetten van de fraudeaanpak bij kinderopvangtoeslagen?
-
2.in hoeverre waren de bewindspersonen op de hoogte van de fraudeaanpak en van signalen dat de gevolgen van die aanpak tot schrijnende situaties leidde?
-
3.hoe is door bewindspersonen en topambtenaren omgegaan met de keuze voor onderstaande werkwijzen?
-
a.een 80/20 benadering waarmee het risico is genomen bonafide ouders aan te pakken die geen kans hadden onder de strenge aanpak uit te komen
-
b.de opzet/schuld benadering waardoor er geen betalingsregeling mogelijk was
-
c.de alles-of-niets benadering die leidde tot intrekking van de volledige toeslag voor een langere periode
-
-
4.waarom is niet eerder ingegrepen ondanks alarmerende signalen, en waarom heeft het zo lang geduurd voor er met getroffen ouders een regeling is getroffen?
-
5.welke lessen zijn er te trekken?
Onderzoek Openbaar Ministerie
In mei 2020 deden de staatssecretarissen van Financiën aangifte tegen de Belastingdienst op verdenking van knevelarij en discriminatie bij de aanpak van vermeende fraude bij kinderopvangtoeslagen. De commissie zal haar werkzaamheden met het OM afstemmen om te voorkomen dat het onderzoek van het OM hinder ondervindt van het werk van de commissie.
Tijdpad
In juli heeft de commissie materiaal verzameld.
In september en oktober zijn de verhoren voorbereid. Van 16 t/m 26 november 2020 vonden de verhoren door de parlementaire ondervragingscommissie plaats.
Op 17 december 2020 bood de commissie haar verslag met bevindingen aan de Tweede Kamer aan. Op basis daarvan is de Kamer vervolgens het debat aangegaan met de verantwoordelijke bewindspersonen.
De commissie constateert in haar rapport 'Ongekend onrecht' dat bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden. Zowel kabinet, Tweede Kamer, de ministeries van Financiën en Sociale Zaken, de Nederlandse rechtspraak en de Belastingdienst dragen hiervoor de verantwoordelijkheid, aldus de commissie.
Het kabinet en het parlement "mag het zich aanrekenen dat zij wetgeving heeft vastgesteld die spijkerhard was en die onvoldoende de mogelijkheid bood recht te doen aan individuele situaties."
Het ministerie van Financiën wordt verweten te veel een alles-of-niets aanpak te hebben gehanteerd, en de werkwijze van het ministerie van Sociale Zaken wordt als ver onder de maat beoordeeld.
Ook de rechtspraak speelde volgens de commissie een zeer kwalijke rol. Door het in stand houden van de spijkerharde uitvoering van de regelgeving van de kinderopvangtoeslag heeft de rechtspraak "zijn belangrijke functie van (rechts)bescherming van individuele burgers veronachtzaamd."
Als één van de belangrijkste oorzaken dat de affaire zo lang heeft kunnen duren, wordt de gebrekkige informatievoorziening binnen de Rijksoverheid aangewezen. "De slechte informatievoorziening heeft bij herhaling geleid tot een ernstige belemmering van het (politiek) functioneren van bewindspersonen", aldus het rapport.
Volgens het rapport wordt het onrecht inmiddels breed onderkend, maar is het nog niet rechtgezet. Hoewel er reeds excuses zijn gemaakt, is het onrecht nog hiet hersteld. De commissie doet een dringend beroep "op alle betrokken staatsmachten om bij zichzelf te rade te gaan hoe in de toekomst herhaling kan worden voorkomen en hoe het ontstane onrecht alsnog kan worden rechtgezet."
Meer over